ECLI:NL:RVS:2006:AY3656

Raad van State

Datum uitspraak
5 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200604157/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • M.J.M. Mathot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot gesloten verklaring van de Terraweg door de Raad van State

Op 5 juli 2006 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door een verzoekster, die eigenaresse is van een bedrijfsterrein aan de Terraweg, tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Best. Dit college had op 29 november 2005 besloten de Terraweg te sluiten voor vrachtverkeer door middel van het plaatsen van verkeersborden, met als doel de verkeersveiligheid te waarborgen. De verzoekster stelde dat dit besluit haar bedrijfsvoering ernstig zou schaden, aangezien haar bedrijfsterrein uitsluitend via de Terraweg bereikbaar was en dagelijks circa 200 vrachtverkeerbewegingen plaatsvonden.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 juni 2006, waar de verzoekster werd vertegenwoordigd door haar advocaat en het college door ambtenaren. De Voorzitter oordeelde dat het college onvoldoende had onderbouwd dat de verkeersveiligheid in gevaar kwam door het vrachtverkeer van de verzoekster. Er was geen objectieve onderbouwing voor de verwachte problemen met de verkeersregelinginstallaties en er waren geen ongelukken met fietsers gerapporteerd sinds de Terraweg voor vrachtverkeer was opengesteld. Gezien deze omstandigheden oordeelde de Voorzitter dat het belang van de verzoekster bij het voortzetten van haar bedrijfsvoering zwaarder woog dan de belangen van het college.

Daarom werd het besluit van het college geschorst, en werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekster, die op € 6440,00 werden vastgesteld, evenals het griffierecht van € 422,00. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer de bedrijfsvoering van een verzoekster in het geding is.

Uitspraak

200604157/2.
Datum uitspraak: 5 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/4326 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 4 mei 2006 in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van burgemeester en wethouders van Best.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 29 november 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Best (hierna: het college) besloten tot het gesloten verklaren van de Terraweg tussen Aquabest en de gemeentegrens met Son en Breugel door middel van het plaatsen van borden C7 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Bij uitspraak van 4 mei 2006, verzonden op 10 mei 2006, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen door verzoekster ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 6 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 7 juni 2006, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoekster de Voorzitter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 juni 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. dr. L. Bier, advocaat te Vught, en het college, vertegenwoordigd door S.C.H. Brouwers en B.C.W. Vorstenbosch, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoekster is sinds eind 2004 eigenaresse van een bedrijfsterrein dat is gelegen aan het gedeelte van de Terraweg waarop het besluit van 29 november 2005 betrekking heeft, en heeft in de loop van 2005 een deel van haar bedrijf naar dat terrein verplaatst. Niet in geschil is dat in het kader van de normale bedrijfsvoering van verzoekster dagelijks circa 200 verkeersbewegingen met vrachtwagens van en naar het bedrijfsterrein aan de Terraweg plaatsvinden. Voorts staat vast dat dit vrachtverkeer door het besluit van 29 november 2005 onmogelijk wordt gemaakt omdat het aldaar gelegen bedrijfsterrein van verzoekster uitsluitend door de Terraweg ontsloten wordt. Aannemelijk is dan ook dat verzoekster, zoals zij stelt, door het besluit aanzienlijke schade lijdt.
Het besluit van 29 november 2005 is volgens het college genomen in het belang van de verkeersveiligheid, meer in het bijzonder de bruikbaarheid van de Terraweg en de berm daarvan, en het vermijden van gevaarlijke situaties, met name in verband met fietsers. Voorts vreest het college problemen met de verkeersregelinginstallaties op de nabij gelegen Eindhovenseweg-Zuid. Genoemde belangen heeft het college in het besluit van 29 november 2005 afgewogen tegen het belang van verzoekster bij haar bedrijfsvoering.
In dat besluit is echter niet aangeven wat de aard en omvang is van de verwachte problemen met de verkeersregelinginstallaties. Evenmin is op enigerlei wijze met objectieve gegevens onderbouwd dat de verkeersveiligheid door het vrachtverkeer van verzoekster in het gedrang komt. Voorts is desgevraagd ter zitting verklaard dat zich in het afgelopen half jaar, waarin de Terraweg voor het vrachtverkeer van verzoekster heeft opengestaan, geen ongelukken met fietsers hebben voorgedaan. Onder deze omstandigheden acht de Voorzitter het belang van verzoekster bij het voortzetten van haar bedrijfsvoering voldoende zwaarwegend om het besluit van 29 november 2005 hangende het hoger beroep te schorsen.
2.3.    Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten van verzoekster te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Best van 29 november 2005 waarbij de Terraweg tussen Aquabest en de gemeentegrens met Son en Breugel gesloten is verklaard door middel van het plaatsen van borden C7 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Best tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 6440,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Best aan verzoekster onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de gemeente Best aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 422,00 (zegge: vierhonderdtweeëntwintig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mathot, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink    w.g. Mathot
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2006
413.