ECLI:NL:RVS:2006:AY3671

Raad van State

Datum uitspraak
12 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200507780/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • R. van der Spoel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijstelling voor bouwproject in strijd met bestemmingsplan te Lisse

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 11 augustus 2005 het beroep van appellanten ongegrond verklaarde. Het geschil betreft de vrijstelling die het college van burgemeester en wethouders van Lisse op 15 maart 2005 heeft verleend aan de besloten vennootschap "Triumvir Lisa B.V." voor de bouw van een parkeerkelder, winkelstrook en 43 appartementen op een perceel in Lisse. De appellanten zijn van mening dat deze vrijstelling in strijd is met het geldende bestemmingsplan "Centrum 1986" en dat de voorzieningenrechter dit heeft miskend.

De Raad van State oordeelt dat de vrijstelling inderdaad niet is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. De voorzieningenrechter had terecht vastgesteld dat het bouwplan een ingrijpende inbreuk op het bestemmingsplan met zich meebrengt, en dat de ruimtelijke onderbouwing aan hoge eisen dient te voldoen. De Raad van State concludeert dat de gemeenteraad de vrijstellingsbevoegdheid kan delegeren aan het college, maar dat in dit geval de onderbouwing onvoldoende inzichtelijk maakt hoe het bouwplan past binnen de toekomstige bestemming van het gebied.

De Raad van State verklaart het hoger beroep van appellanten gegrond, vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter en het besluit van het college van 7 juni 2005. Het college wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan appellanten en de terugbetaling van griffierecht.

Uitspraak

200507780/1.
Datum uitspraak: 12 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 05/4470 en AWB 05/4441 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 augustus 2005 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Lisse.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lisse (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Triumvir Lisa B.V." vrijstelling ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) en bouwvergunning eerste fase verleend voor het bouwen van een parkeerkelder, een winkelstrook en 43 appartementen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Lisse, sectie C, nummer 4372, plaatselijk bekend Heereweg 184 t/m 188 / Berkhoutlaan 2 t/m 2E, te Lisse (hierna: het perceel).
Bij besluit van 7 juni 2005, kenmerk 05002750, heeft het college het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 augustus 2005, verzonden op 24 augustus 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 5 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op 6 september 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 7 november 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2006, waar appellanten, in de personen van [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door D. Haak en G. Bruggeman, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de besloten vennootschap "Triumvir Lisa B.V.", vertegenwoordigd door J.C.I. van Leeuwen, directeur.
2.    Overwegingen
2.1.    Het bouwplan, dat strekt tot de herontwikkeling van het winkelcentrum "De Madelief", is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Centrum 1986". Om de bouw niettemin mogelijk te maken, heeft het college met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de WRO, vrijstelling van dat bestemmingsplan verleend.
2.2.    Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid delegeren aan het college.
2.3.    Het betoog van appellanten dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de vrijstelling wat betreft de mogelijke uitbreiding van het vloeroppervlak in de dagelijkse sector is verleend in strijd met de in juli 2002 door de gemeenteraad van Lisse vastgestelde "Centrumvisie Lisse 2002" (hierna: Centrumvisie) en het daarin opgenomen distributieplanologisch onderzoek, faalt. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat uit dit onderzoek volgt dat uitbreiding van het vloeroppervlak in de dagelijkse sector bij een zogenoemde zittende ondernemer, zoals de Aldi, mogelijk is, mits een dergelijke uitbreiding tot doel heeft de kwaliteit van de winkel te vergroten, hetgeen zich hier blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting zal voordoen.
2.4.    Het betoog van appellanten dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de vrijstelling niet is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing slaagt. Met de voorzieningenrechter moet worden geoordeeld dat het bouwplan, wat hoogte en omvang betreft, een ingrijpende inbreuk op het bestemmingsplan met zich brengt, hetgeen tot gevolg heeft dat de ruimtelijke onderbouwing aan hoge eisen dient te voldoen. In de aan het project ten grondslag gelegde onderbouwing, die is vervat in een stedenbouwkundig rapport van 3 november 2003, is aangesloten bij de Centrumvisie. In de daarbij behorende bijlage 1 zijn ideeënschetsen voor verschillende locaties opgenomen. In de schets voor de locatie "Madelief en omgeving" staat dat de (bestaande) gebouwen in een duidelijk contrast staan met de oudere en meer kleinschalige panden in de omgeving. Onder de kernbegrippen van deze locatie wordt de detonerende bebouwing genoemd. De in de schets beschreven ontwikkeling gaat uit van de verwezenlijking van 12 appartementen, 1.400 m² voor commerciële functies en 80 parkeerplaatsen. Het bouwplan voorziet echter in 43 appartementen, 2.644 m² voor commerciële functies en ongeveer 140 parkeerplaatsen. De voorzieningenrechter heeft, gelet op het gestelde in de van de Centrumvisie deel uitmakende leeswijzer, terecht geoordeeld dat deze schets slechts een indicatie geeft van een mogelijke stedenbouwkundige invulling ter plaatse. Dit brengt echter, anders dan het college betoogt, niet met zich dat dit onderdeel van de Centrumvisie geheel vrijblijvend van aard is, daar zonder  meer van mag worden afgeweken, en volstaan kan worden met de constatering dat de gegeven ruimtelijke onderbouwing voldoet aan de in de Centrumvisie vastgelegde algemene uitgangspunten. Bovendien is, gegeven de ernst van de beoogde ruimtelijke ingreep en de aanzienlijke afwijking van de betrekkelijk recente indicatieve ideeënschets inzake de mogelijke ontwikkeling van de locatie, in die ruimtelijke onderbouwing onvoldoende inzichtelijk gemaakt wat de thans door het gemeentebestuur voorgestane ruimtelijke ontwikkeling van het centrumgebied en de wijze van bebouwing daarvan behelst en hoe het aan de orde zijnde bouwplan in die voorgestane ontwikkeling past.
Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college de vrijstelling niet heeft voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing.
2.5.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal, doende hetgeen de voorzieningenrechter zou behoren te doen, het beroep van appellanten gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar van 7 juni 2005 vernietigen. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
2.6.    Van in hoger beroep gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken. Het college dient op na te melden wijze in de in beroep gemaakte proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep van [appellanten] gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 augustus 2005, AWB 05/4470 WW44 en AWB 05/4441 WRO;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Lisse van 7 juni 2005, kenmerk 05002750;
V.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Lisse tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan in beroep door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Lisse aan appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI.    gelast dat de gemeente Lisse aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 345,00 (zegge: driehonderdvijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. R. van der Spoel, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Langeveld
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2006
317-459.