ECLI:NL:RVS:2006:AY3676

Raad van State

Datum uitspraak
6 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200602117/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Eerste partiële herziening Buitengebied 1998 en verzoek om voorlopige voorziening

Op 21 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Grave, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders, het bestemmingsplan "Eerste partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied 1998" vastgesteld. Dit besluit werd door de gemeenteraad goedgekeurd op 31 januari 2006. Tegen dit besluit heeft verzoeker op 24 maart 2006 beroep ingesteld bij de Raad van State, met een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker vreesde dat er uitvoering zou worden gegeven aan het bestemmingsplan door de bouw van een loods, voordat de Afdeling in de bodemzaak uitspraak zou doen.

Tijdens de zitting op 20 juni 2006 werd duidelijk dat er al een bouwvergunning was verleend voor de loods, die in rechte onaantastbaar was geworden. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat er geen spoedeisend belang was dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Zelfs bij schorsing van het bestreden besluit zou de bouw van de loods kunnen doorgaan op basis van de reeds verleende bouwvergunning.

De Voorzitter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 juli 2006.

Uitspraak

200602117/2.
Datum uitspraak: 6 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 21 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Grave, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 mei 2005, het bestemmingsplan "Eerste partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied 1998" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 31 januari 2006, no. 1113329, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 24 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 29 maart 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 25 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 29 maart 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 juni 2006, waar verzoeker en verweerder, vertegenwoordigd door H.A.J. van Hout, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord [partij], vertegenwoordigd door mr. J.A.J.V. van Houtum.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.3.    Het plan is opgesteld om te voldoen aan artikel 30, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. In het plan is voorzien in een agrarisch bouwblok op afstand op een perceel op de hoek van de Turnhoutseweg/Prinsenhof, te Gassel, gemeente Grave. Bij de vaststelling van het plan is dit bouwblok met 15% vergroot, zodat de bouw van een loods, een bedrijfswoning en kassen voor de eigenaar [partij], mogelijk wordt gemaakt.
2.4.    Verzoeker heeft de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen omdat hij vreest dat uitvoering zal worden gegeven aan het plan door de bouw van een loods op bovengenoemd bouwblok, alvorens de Afdeling in de bodemzaak uitspraak zal doen.
2.5.    Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat reeds een bouwvergunning is verleend met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor de bouw van bedoelde loods en dat deze in rechte onaantastbaar is geworden. Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat geen sprake is van een spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Ook bij schorsing van het thans bestreden besluit zou immers op grond van de genoemde bouwvergunning, met de bouw van de loods kunnen worden begonnen.
2.6.    Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Soede
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2006
270-458.