200602776/2.
Datum uitspraak: 6 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [verzoekers sub 2], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 30 augustus 2005 heeft de gemeenteraad van Westvoorne, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 juli 2005, het bestemmingsplan "Raadhuislaan/Dwarsweg" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 7 februari 2006, kenmerk DRM/ARB/05/9338A, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoeker sub 1 bij brief van 10 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 12 april 2006, en verzoekers sub 2 bij brief van 13 april 2006, bij de Raad van State ingekomen per fax op 13 april 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 10 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 12 april 2006, heeft verzoeker sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 13 april 2006, bij de Raad van State ingekomen per fax op 13 april 2006, hebben verzoekers sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 22 juni 2006, waar verzoeker sub 1, in persoon, verzoekers sub 2, vertegenwoordigd door mr. R.A. Magielsen en mr. A.P. Cornelissen, beiden advocaat te Middelharnis, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J. du Pont, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Westvoorne, vertegenwoordigd door G.H. Groeneveld, L.J.W.J.M. de Backker, drs. ing. S.A.B. Boer en ir. J.S. Bennema, ambtenaren van de gemeente.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.3. Het bestemmingsplan "Raadhuislaan/Dwarsweg" (hierna: het plan) voorziet in de nieuwbouw van woon- en zorgcentrum de Swinshoek op de locatie Raadhuislaan/Dwarsweg. Het betreft een woon- en zorgcentrum met zorgappartementen in de sociale huursector, woningen in de sociale en middendure huur- en koopsector en zorgunits met de bijbehorende ruimten voor zorg- en commerciële dienstverlening.
2.4. Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan en verzoeken schorsing van het bestreden besluit. Zij beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het besluit te voorkomen. Verzoekers voeren onder meer aan dat het uitgevoerde verkeersonderzoek onvolledig is en geen reëel beeld geeft van de te verwachten verkeersintensiteiten in en rond het plangebied. Verzoeker sub 1 stelt zich verder op het standpunt dat de zogenoemde natuurtoets die aan het plan ten grondslag is gelegd zeer beperkt en onvolledig is geweest omdat uitsluitend in november een veldonderzoek heeft plaatsgevonden. Volgens verzoeker sub 1 had jaarrond een natuuronderzoek dienen plaats te vinden.
2.5. Verweerder heeft het plan niet in strijd met het recht of een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het goedgekeurd. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit ten aanzien van de te verwachten verkeersintensiteit op het standpunt gesteld dat de toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het woon- en zorgcentrum relatief beperkt zal zijn. Voorts is volgens verweerder rekening gehouden met de autonome groei. Ten aanzien van de aanwezige natuurwaarden stelt verweerder zich op het standpunt dat deze voldoende zijn onderzocht in de natuurtoets.
2.6. Uit de stukken en ter zitting is gebleken dat de gemeenteraad vóór 1 januari 2007 wil beginnen met de bouw van het voorziene zorgcentrum. Gelet hierop acht de Voorzitter een spoedeisend belang aanwezig, zodat in het navolgende zal worden onderzocht of er aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.7. Naar de in het plangebied voorkomende dier- en plantensoorten is door Grontmij een zogenoemde natuurtoets uitgevoerd, bestaande uit veld- en bronnenonderzoek. Uit het door Grontmij opgestelde rapport "Natuurtoets Raadhuislaan/Dwarsweg" blijkt dat via het Natuurloket een overzicht is opgevraagd van beschikbare gegevens voor het kilometerhok waarin het plangebied is gelegen. Omdat volgens het rapport het natuurgebied De Waal is gelegen in hetzelfde kilometerhok en de voornoemde gegevens derhalve geen goed beeld geven van de in het plangebied voorkomende soorten is op 19 november 2004 een veldbezoek aan het plangebied gebracht.
2.7.1. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting blijft bij de Voorzitter onduidelijkheid bestaan over de volledigheid van de uitgevoerde natuurtoets en meer specifiek over de vraag of de mogelijk in het plangebied voorkomende natuurwaarden voldoende zijn onderzocht, nu het veldonderzoek is beperkt tot een veldbezoek in november.
2.8. Bij de voorbereiding van het plan heeft de gemeenteraad een onderzoek naar de verkeersbewegingen uit laten voeren. Dit betreft het onderzoek "Verkeerskundige toets Nieuwe Swinshoek, Rockanje", gedateerd 12 mei 2005. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat de toename van de verkeersbewegingen als gevolg van het voorziene zorgcentrum beperkt is.
2.8.1. Naar het oordeel van de Voorzitter blijkt uit het voornoemde verkeersonderzoek onvoldoende welke uitgangspunten zijn gehanteerd bij de bepaling van de huidige verkeersintensiteit en bij de bepaling van de verkeersintensiteit na verwezenlijking van het voorziene zorgcentrum en of in dit kader rekening is gehouden met de autonome groei van het verkeer.
2.9. Gelet op het vorenstaande is de Voorzitter van oordeel dat beoordeling van de vragen of voldoende onderzoek naar de natuurwaarden is verricht en welke uitgangspunten zijn gehanteerd bij de bepaling van de verkeersintensiteiten nader onderzoek vergt, waartoe de voorlopige voorzieningprocedure zich niet leent. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter ter voorkoming van onomkeerbare ontwikkelingen aanleiding het bestreden besluit bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.
2.10. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 7 februari 2006, DRM/ARB/05/9338A;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij verzoeker sub 1 in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 10,77 (zegge: tien euro en zevenenzeventig cent); het dient door de provincie Zuid-Holland aan verzoeker sub 1 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij verzoekers sub 2 in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Zuid-Holland aan verzoekers sub 2 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de provincie Zuid-Holland aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) voor verzoeker sub 1 en € 281,00 euro (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) voor verzoekers sub 2 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Verbeek
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2006