ECLI:NL:RVS:2006:AY3684

Raad van State

Datum uitspraak
6 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200604403/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • M.A.G. Stolker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ontbrandingstoestemming voor vuurwerk tijdens evenement Zwarte Cross

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 juli 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de ontbrandingstoestemming voor het evenement 'Zwarte Cross' te Lichtenvoorde. Verzoekster had op 24 mei 2006 een aanvraag ingediend voor ontbrandingstoestemming voor kruitpotten en pyropatronen, maar deze was door het college van gedeputeerde staten van Gelderland geweigerd. De Voorzitter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 3 juli 2006, waarbij zowel verzoekster als verweerder aanwezig waren.

De Voorzitter oordeelde dat de procedure zich niet leent voor een uitputtend onderzoek naar de vraag of kruitpotten en pyropatronen als vuurwerk of vuurwapen moeten worden aangemerkt. De weigering van de ontbrandingstoestemming was gebaseerd op de veiligheidsaspecten van de pyropatronen en kruitpotten. De Voorzitter concludeerde dat de gevaarsaspecten voor het publiek bij het gebruik van pyropatronen groter zijn dan bij kruitpotten. Verzoekster stelde dat een alternatief voor pyropatronen de pot-à-feu is, wat door verweerder niet werd betwist.

Op basis van een advies van TNO Defensie en Veiligheid en het verhandelde ter zitting, kwam de Voorzitter tot de conclusie dat tronada's (kruitpotten) geen gevaar voor het publiek opleveren bij normaal gebruik. De Voorzitter besloot om de voorlopige voorziening toe te wijzen, waarbij de ontbrandingstoestemming voor kruitpotten werd geschorst, maar toestemming werd verleend voor het gebruik van pot-à-feu in plaats van pyropatronen. Daarnaast werden er aanpassingen gedaan aan de voorschriften van het besluit, waaronder de tijdsduur tussen opstelling en afsteken van het vuurwerk.

De uitspraak resulteerde in een schorsing van de weigering van de ontbrandingstoestemming voor kruitpotten en het verlenen van toestemming voor het gebruik van pot-à-feu, met specifieke voorwaarden voor de veiligheid en opstelling van het vuurwerk. Tevens werd de provincie Gelderland gelast om het griffierecht aan verzoekster te vergoeden.

Uitspraak

200604403/1.
Datum uitspraak: 6 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2006 heeft verweerder de door verzoekster voor de "Zwarte Cross" te Lichtenvoorde gevraagde ontbrandingstoestemming als bedoeld in artikel 3.3.2 van het Vuurwerkbesluit geweigerd voor kruitpotten (groot en klein) en pyropatronen, en toestemming verleend voor het overige.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 13 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen 14 juni 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 juli 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en H.J. Mellendijk,  en verweerder, vertegenwoordigd door R. Rikmanspoel en ing. L.H. Cairo, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders  van Oost-Gelre, vertegenwoordigd door H.C. Schuthof, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Naar het oordeel van de Voorzitter leent deze procedure zich niet voor uitputtend onderzoek naar het antwoord op de opgeworpen vraag of kruitpotten en pyropatronen zijn aan te merken als vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit, dan wel mede of uitsluitend vallen onder het begrip vuurwapen in de zin van de Wet wapens en munitie. Gezien het besluit gaat de Voorzitter er hier vooralsnog vanuit dat verweerder bevoegd was om te beslissen op de aanvraag. Aan de hand van de stukken en het verhandelde ter zitting beperkt de Voorzitter zich daarbij tot de veiligheidaspecten van pyropatronen en kruitpotten.
2.2.    Verweerder heeft de ontbrandingstoestemming voor kruitpotten en pyropatronen voor de Zwarte Cross geweigerd omdat, kort gezegd, volgens hem nog niet alle veiligheidsaspecten en faalscenario's daarvan bekend zijn.
2.3.    Ter zitting is aannemelijk geworden dat de gevaarsaspecten voor het aanwezige publiek bij het ontbranden van pyropatronen veel groter zijn dan bij het ontbranden van kruitpotten. Een in dit geval geschikt alternatief voor pyropatronen is volgens verzoekster de pot-à-feu. Volgens haar kan per 8 pyropatronen worden volstaan met één pot-à-feu van 3 duim. Verweerder heeft daartegen geen bezwaar.  De Voorzitter ziet hierin aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
2.4.    Op grond van een in deze zaak gevraagd advies van TNO Defensie en Veiligheid van 26 juni 2006 en het ter zitting verhandelde is aannemelijk dat tronada's (kruitpotten) geen gevaar voor het publiek opleveren bij normaal gebruik (rechtopstaand). Bij tronada's van 30 mm wordt een kunststof dop van 3 gram, vergelijkbaar met een dop van een fles frisdrank, omhooggeschoten met een snelheid van ongeveer 25 meter per seconde en daalt dan neer. Bij de grotere tronada (50 mm) wordt de dop door de explosie geheel verpulverd. Indien een tronada al zou omvallen en de dop in de richting van het publiek terecht kan komen, zal op de vereiste veiligheidsafstand van dertig meter geen gevaar van betekenis optreden. Ook op dit punt ziet de Voorzitter aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5.    Het verzoek is verder gericht tegen voorschrift 2.4 van het besluit, waarin is bepaald dat de tijd tussen het opstellen van het vuurwerk en het afsteken daarvan één uur dient te bedragen. Volgens verweerder betreft het een gebruikelijke periode om de opstelling te controleren, maar kan daarvan op verzoek worden afgeweken. Voorschrift 2.4 heeft tot gevolg dat één uur moet zijn verstreken tussen de afloop van de motorraces en het afsteken van vuurwerk. Dit past niet binnen de opzet van het evenement en is op grond van het verhandelde ter zitting vanuit veiligheidsoogpunt ook niet nodig. De Voorzitter ziet ook in zoverre aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6.    Het verzoek dient te worden toegewezen.
2.7.    Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 24 mei 2006, kenmerk MPM7713, voorzover toestemming om kruitpotten te ontbranden is geweigerd, met dien verstande dat de kruidpotten behoorlijk dienen te worden geborgd;
II.    treft de voorlopige voorziening dat ontbrandingstoestemming wordt verleend voor pots a feu in plaats van de geweigerde pyropatronen, waarbij voor iedere acht aangevraagde pyropatronen één pot-à-feu van drie duim is toegestaan;
III.    treft de voorlopige voorziening dat aan voorschrift 2.2 van het besluit wordt toegevoegd: "De opstelling van het vuurwerk mag pas worden voltooid als het gebied in een straal van 30 meter is afgezet, onbevoegde personen zijn verwijderd en de bewaking in orde is".;
IV.    treft de voorlopige voorziening dat in voorschrift 2.4 de zinsnede "vanaf één uur voor" wordt vervangen door "vóór";
V.    gelast dat de provincie Gelderland aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00 (zegge: tweehonderdéénentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt    w.g. Stolker
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2006
157.