ECLI:NL:RVS:2006:AY3719

Raad van State

Datum uitspraak
12 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200507803/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • C.J.M. Schuyt
  • K.J.M. Mortelmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vergunning voor het vellen van bomen in Steenwijkerland

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante], opvolgster in de procedure van wijlen [appellant], tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 juli 2005. De rechtbank had de beroepen van [appellant], [wederpartij 1] en [wederpartij 2] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland ongegrond verklaard. Het college had op 13 juli 2004 vergunning verleend voor het vellen van 31 bomen op een perceel in Steenwijk. De vergunninghouder had de vergunning aangevraagd, maar er was bezwaar gemaakt door onder andere [appellant]. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond op 2 februari 2005. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het beroep zijn aangevuld in oktober 2005.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 4 mei 2006 behandeld. Tijdens de zitting waren zowel appellante, bijgestaan door haar advocaat, als vertegenwoordigers van het college en de wederpartijen aanwezig. De Afdeling heeft overwogen dat de verleende kapvergunning op 25 juli 2005 is vervallen, omdat er geen gebruik van is gemaakt binnen de gestelde termijn van een jaar. Dit betekent dat de rechtmatigheid van de vergunning niet meer inhoudelijk kan worden beoordeeld. De Afdeling heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 12 juli 2006.

Uitspraak

200507803/1.
Datum uitspraak: 12 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], opvolgster in de procedure van wijlen [appellant], te De Bult,
tegen de uitspraak in zaken nos. Awb 05/264 en Awb 05/410 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 juli 2005 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland (hierna: het college) aan [vergunninghouder] te [plaats] vergunning verleend voor het vellen van 31 bomen, die op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Steenwijk, sectie […], nr. […], staan.
Bij besluit van 2 februari 2005 heeft het college het daartegen door onder meer [appellant] gemaakte bezwaar, overeenkomstig het desbetreffende advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 juli 2005, verzonden op die dag, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) de daartegen door [appellant],
[wederpartij 1] en [wederpartij 2] ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 september 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 3 oktober 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 31 oktober 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 mei 2006, waar appellante, bijgestaan door mr. S. van Heukelom-Verhagen, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. I. Berghuis, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar namens [wederpartij 1] en [wederpartij 2], mr. S. Maakal, advocaat te Heerenveen, verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 4.5.2, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening 2001 van de gemeente Steenwijkerland (hierna: de APV) is het verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen.
Ingevolge artikel 4.5.3, eerste lid, moet de vergunning worden aangevraagd namens, dan wel met toestemming van, degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
Ingevolge artikel 4.5.3a kan de vergunning in elk geval worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand;
g. strijd met de vogel- en/of habitatrichtlijn
Ingevolge artikel 4.5.4 vervalt een kapvergunning, indien daarvan niet binnen een jaar na bekendmaking gebruik is gemaakt.
2.2.    Van enig belang bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van de verleende kapvergunning is niet gebleken. Uitgaande van de bekendmaking ervan op 26 juli 2004, brengt artikel 4.5.4 van de APV, nu van die vergunning geen gebruik is gemaakt, mee dat deze op 25 juli 2005 is vervallen. In de zaak met het nummer
200306582/1die heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 7 april 2004, waar de rechtbank naar heeft verwezen, ging het om het verlenen van een parkeervergunning telkens voor een tijdvak van maximaal 1 jaar, waarna steeds opnieuw vergunning moest worden aangevraagd. Daarmee is deze zaak niet op één lijn te stellen.
2.3.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en dr. K.J.M. Mortelmans, Leden, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb    w.g. Ouwehand
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2006
224.