ECLI:NL:RVS:2006:AY4222

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200602920/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • H.E. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake uitwerkingsplan "De Wieken-Vinkenhoef" door het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort

Op 6 december 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort het uitwerkingsplan "De Wieken-Vinkenhoef, uitwerkingsplan fase 1" vastgesteld. Dit besluit werd op 21 februari 2006 goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Utrecht. Verzoekers hebben op 18 april 2006 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 3 juli 2006 behandeld. Tijdens de zitting waren verzoekers aanwezig, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door ing. M. van Gessel en het college van burgemeester en wethouders door mr. W. Verbeek.

De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het uitwerkingsplan voorziet in de uitwerking van bestemmingen voor bedrijfsdoeleinden en gemengde doeleinden, en de gedeeltelijke uitwerking van bedrijfsdoeleinden I. Verzoekers stelden dat de goedkeuring van het uitwerkingsplan onterecht was, omdat de bestemming van hun perceel was veranderd van bedrijfsbestemming naar woonbestemming, wat een negatieve invloed op de waarde van hun perceel zou hebben.

De Voorzitter concludeerde dat het uitwerkingsplan het huidige gebruik van de gronden voor woondoeleinden niet in de weg staat en dat er geen concrete plannen van verzoekers zijn voor het oprichten van een bedrijf. Daarom ontbrak de vereiste onverwijlde spoed voor het treffen van een voorlopige voorziening, en werd het verzoek afgewezen. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd op 13 juli 2006 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200602920/2.
Datum uitspraak: 13 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1.    Procesverloop
Het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort heeft bij besluit van 6 december 2005, het uitwerkingsplan "De Wieken-Vinkenhoef, uitwerkingsplan fase 1" vastgesteld.
Bij besluit van 21 februari 2006, no. 2006REG000400i, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 18 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 2006, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 juli 2006, waar verzoekers, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. M. van Gessel, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. W. Verbeek, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het uitwerkingsplan voorziet in de uitwerking van de bestemmingen "Bedrijfsdoeleinden II (uit te werken ex art. 11 WRO)" en "Gemengde doeleinden (uit te werken ex art. 11 WRO)" en in de gedeeltelijke uitwerking van de bestemming "Bedrijfsdoeleinden I (uit te werken ex art. 11 WRO)" op grond van het bestemmingsplan "De Wieken-Vinkenhoef" (hierna: het bestemmingsplan), dat door verweerder grotendeels is goedgekeurd bij besluit van 29 oktober 2002. Verweerder heeft het uitwerkingsplan bij het bestreden besluit goedgekeurd.
2.3.    Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het uitwerkingsplan, voor zover dat ziet op hun perceel aan de [locatie]. Volgens verzoekers is ten onrechte bij het uitwerkingsplan de bedrijfsbestemming voor hun perceel veranderd in een woonbestemming. Verzoeker stellen dat het uitwerkingsplan in zoverre een negatieve invloed op de waarde van hun perceel heeft.
2.4.    De gronden aan de [locatie] zijn in het bestemmingsplan aangewezen voor "Bedrijfsdoeleinden II (uit te werken ex art. 11 WRO)" met de aanduiding "bestaande woning". In het uitwerkingsplan hebben de gronden de bestemming "Te handhaven bestaande woning -BW-" gekregen. Ter zitting is gebleken dat verzoekers de gronden thans uitsluitend voor woondoeleinden gebruiken. De Voorzitter stelt vast dat het uitwerkingsplan niet in de weg staat aan voortzetting van dit gebruik. Niet gebleken is dat verzoekers concrete plannen hebben voor het oprichten van een bedrijf ter plaatse. Gelet op het voorgaande is de Voorzitter van oordeel dat de voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste onverwijlde spoed ontbreekt, zodat het verzoek dient te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra    w.g. Troost
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2006
234-466.