ECLI:NL:RVS:2006:AY4244

Raad van State

Datum uitspraak
14 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200604839/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • D.A.B. Montagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake overbrenging asfaltgranulaat naar Equatoriaal Guinee

In deze zaak hebben de besloten vennootschappen "VDL Projecten B.V." en "K5 Oil Centre S.A." beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, dat bezwaar maakte tegen de voorgenomen overbrenging van 6.000.000 kg asfaltgranulaat naar Equatoriaal Guinee. Het bezwaar was gebaseerd op de aanwezigheid van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) in het asfaltgranulaat, wat volgens de Verordening 259/93/EEG de overbrenging als oranje lijststof kwalificeert, waardoor uitvoer naar ACS-staten verboden is. De verzoeksters stelden dat het asfaltgranulaat als groene lijststof moet worden aangemerkt, met een hogere grenswaarde voor PAK's van 1.000 mg/kg in plaats van de door verweerder gehanteerde 75 mg/kg.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 7 juli 2006. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er een geschil bestaat over de classificatie van het asfaltgranulaat en de bijbehorende grenswaarden. De Voorzitter oordeelde dat de beantwoording van deze vraag nader onderzoek vereist, maar dat de huidige procedure zich daar niet voor leent. Gezien de risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu, en het verbod op uitvoer naar ACS-staten, heeft de Voorzitter besloten om het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. De beslissing werd op 14 juli 2006 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200604839/2.
Datum uitspraak: 14 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "VDL Projecten B.V." en de besloten vennootschap naar het recht van Equatoriaal Guinee "K5 Oil Centre S.A.", gevestigd te Zuidland respectievelijk Malabo (Equatoriaal Guinee),
verzoeksters,
en
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 17 februari 2006, kenmerk NL 117244, heeft verweerder bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen overbrenging van asfaltgranulaat naar Equatoriaal Guinee.
Bij besluit van 29 mei 2006, verzonden op dezelfde datum, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben verzoeksters bij brief van 30 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Bij brief van 30 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hebben verzoeksters de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 juli 2006, waar verzoeksters, vertegenwoordigd door mr. B.J.M. Veldhoven, advocaat te Den Haag, dr. ir. J.P.G.M. Schreurs, deskundige, en B. van Doorn, directeur van verzoekster "VDL Projecten B.V.", en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. de Jonge, ambtenaar van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en mr. J.E. Hartog-van 't Zelfde, werkzaam bij SenterNovem, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Bij het bestreden besluit heeft verweerder op grond van de Verordening 259/93/EEG van 1 februari 1993, betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en vanuit de Europese Gemeenschap (hierna: de Verordening) bezwaar gemaakt tegen het voornemen van verzoekster "VDL Projecten B.V." om 6.000.000 kg asfaltgranulaat over te brengen naar verzoekster "K5 Oil Centre S.A." te Equatoriaal Guinee.
2.3.    Verweerder heeft aan zijn besluit om bezwaar te maken tegen de voorgenomen overbrenging de overweging ten grondslag gelegd dat door de aanwezigheid van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (hierna: PAK's) in het over te brengen asfaltgranulaat, hetgeen duidt op de aanwezigheid van teer, de over te brengen afvalstoffen moeten worden aangemerkt als oranje lijststoffen als bedoeld in bijlage III van de Verordening onder code AC 020. Verweerder heeft hiertoe in het bestreden besluit onder meer gesteld dat sprake is van teerhoudend asfaltgranulaat als de uit het Bouwstoffenbesluit afkomstige grenswaarde van 75 mg/kg PAK's wordt overschreden. Ter zitting heeft verweerder erop gewezen dat het in de onderhavige afvalstoffen aanwezige gehalte aan PAK's varieert van 130 mg/kg tot 340 mg/kg. Volgens verweerder moeten boven voornoemde grens van 75 mg/kg PAK's, de PAK's worden vernietigd door middel van thermische verwerking. Immobilisatie van de PAK-houdende afvalstoffen is volgens verweerder niet gewenst, omdat daarmee niet wordt voorkomen dat de PAK's zich na verloop van tijd alsnog openbaren. Nu sprake is van een oranje lijststof verbiedt artikel 18 van de Verordening de uitvoer naar Equatoriaal Guinee, een ACS-staat, aldus verweerder.
2.4.    Verzoeksters stellen - kort weergegeven - dat sprake is van een groene lijststof als bedoeld in bijlage II van de Verordening onder code GG 160. Zij voeren daartoe hoofdzakelijk aan dat de grens voor de kwalificatie van teerhoudend asfaltgranulaat niet ligt bij 75 mg/kg PAK's, maar bij 1.000 mg/kg PAK's. Verzoeksters hebben in dit verband aansluiting gezocht bij de Regeling Europese afvalstoffenlijst (hierna: Eural) en de Eural-codes 17.03.01 en 17.03.02. Volgens verzoeksters is de door verweerder gehanteerde grenswaarde van 75 mg/kg PAK's dan ook te streng. Voorts bestaat volgens verzoeksters door immobilisatie van het teerhoudende asfaltgranulaat in Equatoriaal Guinee geen risico voor het milieu.
2.5.    De Voorzitter stelt gezien het ter zitting verhandelde vast dat partijen onder meer verdeeld houdt de vraag of het over te brengen afval als groene lijststof dan wel als oranje lijststof als bedoeld in de bijlagen bij de Verordening moet worden aangemerkt. De Voorzitter is van oordeel dat de beantwoording van deze vraag en de hiermee verband houdende, door verzoeksters aangevoerde, aspecten, waaronder de door verweerder gehanteerde grenswaarde van 75 mg/kg PAK's en de Eural, nader onderzoek vergen. De onderhavige procedure leent zich hier echter niet voor. Bevorderd zal daarom worden dat de behandeling van het beroep in de bodemprocedure zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden. In dit stadium ziet de Voorzitter evenwel bij afweging van de betrokken belangen, gelet op artikel 18 van de Verordening waarin is bepaald dat uitvoer naar ACS-staten is verboden alsmede gezien de (mogelijke) risico's van teerhoudend asfaltgranulaat en de daarin aanwezige PAK's voor de menselijke gezondheid en het milieu, geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6.    Het bovenstaande brengt met zich dat de Voorzitter aanleiding ziet het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink    w.g. Montagne
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2006