ECLI:NL:RVS:2006:AY5089

Raad van State

Datum uitspraak
26 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200600848/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • T.M.A. Claessens
  • C.J.M. Schuyt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vergunningverlening voor sloop en bouw viaducten in Borger

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vereniging 'Buurtvereniging 'De Koesteeg'' en anderen tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn. Op 22 augustus 2002 verleende het college aan Rijkswaterstaat - directie Noord-Nederland een vergunning voor de sloop van een viaduct en een bouwvergunning voor het realiseren van drie viaducten in de Koesteeg/Rijksweg 34 te Borger. De appellanten maakten bezwaar tegen deze besluiten, maar het college verklaarde deze bezwaren op 24 november 2003 ongegrond. De rechtbank Assen bevestigde op 19 december 2005 deze beslissing, waarop de appellanten hoger beroep instelden bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 23 juni 2006 behandeld. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. G.W. Breuker, stelden dat het college ten onrechte geen rekening had gehouden met hun verzoek om de Koesteeg als beschermd monument aan te wijzen. Dit verzoek was echter door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap afgewezen op 23 juni 2004, en de appellanten hadden hiertegen geen bezwaar gemaakt. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college bij de besluitvorming geen rekening hoefde te houden met het verzoek van de appellanten.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op 26 juli 2006.

Uitspraak

200600848/1.
Datum uitspraak: 26 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging "Buurtvereniging 'De Koesteeg'" e.a., gevestigd respectievelijk wonend te Borger,
appellanten,
tegen de uitspraak in zaken nos. 4/20 en 21 van de rechtbank Assen van 19 december 2005 in de gedingen tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn.
1.    Procesverloop
Bij besluiten van 22 augustus 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn (hierna: het college) aan Rijkswaterstaat - directie Noord-Nederland (hierna: vergunninghouder) een vergunning onder voorwaarden verleend voor het slopen van het viaduct in de Koesteeg/Rijksweg 34 te Borger alsmede een bouwvergunning onder voorwaarden verleend voor het realiseren van drie viaducten in de Koesteeg/Rijksweg 34 te Borger.
Bij besluiten van 24 november 2003 heeft het college de daartegen door appellanten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 december 2005, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) de daartegen door appellanten ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 30 januari 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 februari 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 24 maart 2006 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 juni 2006, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. G.W. Breuker, advocaat te Groningen, en het college, vertegenwoordigd door ing. B.H. Haak, ambtenaar bij de gemeente, bijgestaan door mr. R. Snel, advocaat te Groningen, zijn verschenen.
Voorts is daar als partij gehoord vergunninghouder, vertegenwoordigd door ing. O.W. Bruggink en ing. J. Bouma, beiden ambtenaar bij vergunninghouder.
2.    Overwegingen
2.1.    Het geschil is beperkt tot de vraag of de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat het college bij het nemen van de beslissingen op bezwaar geen rekening behoefde te houden met het verzoek van appellanten van 24 september 2002 om de Koesteeg als beschermd monument aan te wijzen.
Wat er zij van het betoog van appellanten, dit kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden, reeds omdat de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat verzoek bij besluit van 23 juni 2004 heeft afgewezen en appellanten, naar ter zitting is gebleken, hiertegen geen bezwaar hebben gemaakt, zodat dit besluit onherroepelijk is.
Gelet hierop is er geen grond voor het oordeel dat de rechtbank de beroepen van appellanten ten onrechte ongegrond heeft verklaard.
2.2.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. C.J.M. Schuyt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk    w.g. Wilbers-Taselaar
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2006
171-505.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak