ECLI:NL:RVS:2006:AY5454

Raad van State

Datum uitspraak
2 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200507784/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • J.J.C. Voorhoeve
  • J.G.C. Wiebenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Kom Schaijk 2004' en goedkeuring door de gemeenteraad van Landerd

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan 'Kom Schaijk 2004' door de gemeenteraad van Landerd, vastgesteld op 23 december 2004. Appellanten, waaronder de besloten vennootschap Schoenfabriek Amako Schaijk B.V. en een supermarkt onder de naam Albert Heijn, hebben beroep ingesteld tegen de goedkeuring van dit bestemmingsplan. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 7 juli 2006. De appellanten stellen dat de goedkeuring van het bestemmingsplan in strijd is met de goede ruimtelijke ordening, met name omdat het niet toestaan van een bedrijfswoning op het perceel Burg. de Grootstraat 11 hen bedrijfseconomische schade zal toebrengen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bouw van een bedrijfswoning op het betreffende perceel niet mogelijk is vanwege de aanwezige milieucirkel van een nabijgelegen gashandel. De Afdeling heeft geoordeeld dat de gemeenteraad terecht geen wijzigingsbevoegdheid in het plan heeft opgenomen en dat er geen strijd is met het gelijkheidsbeginsel, aangezien de andere bedrijfswoningen eerder zijn gebouwd onder andere regelgeving. De Afdeling heeft het beroep van appellanten ongegrond verklaard, waarbij is vastgesteld dat de goedkeuring van het bestemmingsplan niet in strijd is met het recht.

Uitspraak

200507784/1.
Datum uitspraak: 2 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Schoenfabriek Amako Schaijk B.V." gevestigd te Schaijk, gemeente Landerd, en anderen (hierna: Amako en anderen)
2.    [appellante sub 2], tevens handelend onder de naam Albert Heijn, gevestigd te Schaijk, gemeente Landerd,
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 23 december 2004 heeft de gemeenteraad van Landerd, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2004, het bestemmingsplan "Kom Schaijk 2004" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 26 juli 2005, no. 1065657, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten sub 1 bij brief van 19 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op 20 september 2005, en appellante sub 2 bij brief van 14 september 2005, bij de Raad van State ingekomen op 20 september 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 21 februari 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek is nog een stuk ontvangen van appellante sub 2. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juli 2006, waar verweerder, vertegenwoordigd door E.A.L.J.C. van Lieshout, ambtenaar van de provincie, is verschenen. Voorts zijn als partij gehoord de raad van de gemeente Landerd, vertegenwoordigd door E. Gans, ambtenaar van de gemeente, en [partij], die als partij tot het geding is toegelaten, in persoon en bijgestaan door mr. E.J.M.J.J. Houben, medewerker van ARAG Rechtsbijstand. Appellanten sub 1 en appellante sub 2 zijn met bericht van verhindering niet verschenen.
2.    Overwegingen
Overgangsrecht
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft.
Toetsingskader
2.2.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Perceel Burg. de Grootstraat 11
Standpunt Amako en anderen.
2.3.    Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden -B-" zonder de aanduiding "*" dat ziet op het perceel Burg. de Grootstraat 11, waardoor de bouw van een bedrijfswoning op dit perceel niet mogelijk is. Voorheen is de bouw van een bedrijfswoning ter plaatse mogelijk geacht en is op basis van gemeentelijke toezeggingen een bouwplan ingediend. Het is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel dat verweerder aan deze voorgeschiedenis voorbijgaat. Het niet kunnen bouwen van een bedrijfswoning zal tot bedrijfseconomische en/of bedrijfstechnische problemen leiden en financiële schade veroorzaken. Dat een bedrijfswoning ter plaatse niet mogelijk is vanwege de ligging in de milieucirkel van de gashandel die is gevestigd aan Burg. de Grootstraat 22, achten appellanten in strijd met het gelijkheidsbeginsel, nu deze cirkel geen belemmering is geweest voor de bouw van andere nabijgelegen bedrijfswoningen. Bovendien heeft verweerder geen rekening gehouden met de redelijkerwijs te verwachten toekomstige ontwikkeling dat de gashandel wordt gesaneerd, zodat een wijzigingsbevoegdheid voor het perceel van appellanten, dan wel een vrijstellingsmogelijkheid in het plan had kunnen worden opgenomen.
Het bestreden besluit
2.4.    Verweerder heeft geen reden gezien het omstreden plandeel in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft dit goedgekeurd.
Hij heeft hiertoe overwogen dat op het perceel Burg. de Grootstraat 11 geen bedrijfswoning aanwezig is noch kan worden opgericht met een bouwvergunning. Gezien de aanwezige milieucirkel is verweerder met de gemeenteraad van mening dat ter plaatse geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
Vaststelling van de feiten
2.5.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.5.1.    Het plan is blijkens de toelichting een actualisering van de verouderde plannen voor het plangebied en is bedoeld om met name de bestaande situatie vast te leggen. Het plandeel waartegen appellanten opkomen, ligt aan de zuidelijke rand van het plangebied in het deelgebied "Hoekstraat e.o." dat zowel woonbestemmingen als een cluster van bedrijfsbestemmingen kent.
2.5.2.    Het perceel Burg. de Grootstraat 11 heeft de bestemming "Bedrijfsdoeleinden -B-" zonder aanduiding "*", zodat ter plaatse geen bedrijfswoning is toegestaan. Volgens de plantoelichting is in het plan alleen rekening gehouden met de reeds bestaande bedrijfswoningen en zijn nieuwe bedrijfswoningen niet toegelaten.
Het perceel Burg. de Grootstraat 22 heeft in het plan de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" met de aanduiding "B(4)" en is ingevolge artikel 9, lid 2, onder e, van de voorschriften tevens bestemd voor een groothandel in vloeibare en gasvormige producten (milieucategorie 4). Rond het bedrijf geldt volgens de plantoelichting een milieuzone vanwege veiligheidaspecten van 120 meter, die op de plankaart is aangegeven met een milieucirkel. In de plantoelichting staat voorts dat het bedrijf in de huidige situatie onaanvaardbare milieuhinder veroorzaakt en dat naar een definitieve oplossing wordt gezocht. Binnen de vermelde zone is volgens de plantoelichting het oprichten van milieugevoelige functies zoals woningen niet toegestaan. Bij de vaststelling van het plan heeft de gemeenteraad naar aanleiding van de zienswijze van appellanten overwogen dat binnen de milieucirkel van dit bedrijf geen nieuwe woningbouw is toegestaan en dat het vorige plan op het perceel van appellanten ook geen bedrijfswoning mogelijk maakte.
Het oordeel van de Afdeling
2.6.    Gezien de hiervoor weergegeven ligging van het perceel van appellanten binnen de milieuzone van de gashandel op het perceel Burg. de Grootstraat 22 heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een bedrijfswoning op het perceel van appellanten in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Niet is gebleken dat op grond van het voorgaande plan aan appellanten een bouwvergunning was verstrekt voor een bedrijfswoning. Ten tijde van de goedkeuring van het plan was nog geen beslissing genomen over de verplaatsing van de gashandel, zodat verweerder terecht is uitgegaan van de toen bestaande situatie. Hij heeft tevens de keuze van de gemeenteraad om geen wijzigingsbevoegdheid in het plan op te nemen in stand kunnen laten. De inmiddels gesloten overeenkomst tussen de gemeente en de eigenaar van de gashandel over de verplaatsing van het bedrijf dateert van na het bestreden besluit en is derhalve in deze procedure niet aan de orde.
De andere bedrijfswoningen die binnen de genoemde milieuzone liggen, zijn eerder gebouwd, toen er andere regelgeving van kracht was. Nu het niet gaat om gelijke gevallen, is er geen sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel. De stelling dat het niet toestaan van een bedrijfswoning tot bedrijfseconomische problemen en tot financiële schade zal leiden, is niet onderbouwd. Verweerder heeft hieraan derhalve in redelijkheid geen doorslaggevend gewicht behoeven toe te kennen.
Overigens heeft het gemeentebestuur ter zitting meegedeeld, dat na de verplaatsing van de gashandel die mogelijk aan het eind van 2006 kan worden gerealiseerd, de gehele situatie in het betrokken deel van het plangebied opnieuw beoordeeld zal worden.
2.6.1.    Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder in zoverre terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan. Het beroep is in zoverre ongegrond.
Perceel Hoekstraat 4b
Standpunt Amako en anderen
2.7.    Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden -B-" met de aanduiding "*" voor zover het betreft het perceel Hoekstraat 4b, waardoor ter plaatse een bedrijfswoning mogelijk wordt gemaakt. Niet is onderzocht of deze bedrijfswoning de bedrijfsactiviteiten van appellanten zal beperken. De enkele overweging van het gemeentebestuur dat de woning geen gevolgen heeft voor hun bedrijfsactiviteiten mist een deugdelijke grondslag en is in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.
Het bestreden besluit
2.8.    Verweerder heeft geen reden gezien het omstreden plandeel in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft dit goedgekeurd.
Hij merkt hierover op dat de bedrijfswoning op het perceel Hoekstraat 4b volgens het gemeentebestuur geen gevolgen heeft voor de bedrijfsactiviteiten van appellanten. Uit de bedenkingen van appellanten is ook niet gebleken welke belemmering de woning zou betekenen voor hun bedrijfsactiviteiten, zo stelt verweerder.
Vaststelling van de feiten
2.9.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.9.1.    Het plan is, zoals hiervoor reeds overwogen, een actualisering van de verouderde plannen voor het plangebied en is bedoeld om met name de bestaande situatie vast te leggen. Het plandeel waartegen appellanten opkomen, ligt aan de zuidelijke rand van het plangebied in het deelgebied "Hoekstraat e.o." dat zowel woonbestemmingen als een cluster van bedrijfsbestemmingen kent.
2.9.2.    Het perceel Hoekstraat 4b heeft de bestemming "Bedrijfsdoeleinden", met de aanduiding "*". Op grond van deze aanduiding in samenhang met artikel 9, lid 2, onder a, is op dit perceel maximaal één bedrijfswoning toegestaan. In antwoord op de zienswijze van appellanten heeft de gemeenteraad overwogen dat de bedrijfswoning op het perceel Hoekstraat 4b buiten de milieucirkel van het bedrijf Burg. de Grootstraat 22 komt te liggen.
Het oordeel van de Afdeling
2.10.    Uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting is aannemelijk geworden dat het bedrijf van appellanten problemen zal ondervinden van de bedrijfswoning op het perceel Hoekstraat 4b. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in het gebied rond het bedrijf van appellanten verschillende bedrijven en woningen liggen. Appellanten hebben hun vrees voor beperking van hun bedrijfsactiviteiten niet op enigerlei wijze onderbouwd. Derhalve bestond er geen aanleiding voor verweerder aan dit onderdeel van het plan goedkeuring te onthouden. Van strijd met het motiverings- en het zorgvuldigheidsbeginsel op dit punt is niet gebleken.
2.10.1.    Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder in zoverre terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan. Het beroep is in zoverre ongegrond.
Perceel Burg. Hoefnagelstraat 14/14a
Standpunt [appellante sub 2]
2.11.    Appellante stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de plandelen met de bestemming "Detailhandel -DH-" en  "Woondoeleinden -W-" die zien op het perceel Hoefnagelstraat 14/14a. Zij wenst op het perceel meer uitbreidingmogelijkheden voor haar supermarkt  door middel van een detailhandelsbestemming voor het gedeelte dat nu een woonbestemming heeft en het bestemmen van de bij het bedrijf behorende woning als bedrijfswoning. Verweerder is ten onrechte ervan uitgegaan dat zij een uitbreiding wenst tot 1000 m2 brutovloeroppervlak. Het gaat daarentegen om 1000 m2 verkoopvloeroppervlakte. Om dit te bereiken is een brutovloeroppervlak van circa 1400 m2 nodig.  Voorts wenst zij dat een grotere bouwhoogte wordt toegestaan om enkele appartementen op de hoek van de Burg. Hoefnagelstraat en de Repellaan te kunnen bouwen. Dat de gemeente voor alle drie de supermarkten binnen het plangebied geen uitbreiding mogelijk maakt, is in strijd met de EU-bepalingen inzake vrije marktwerking, aldus appellante.
Het bestreden besluit
2.12.    Verweerder heeft geen reden gezien de omstreden plandelen in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft deze goedgekeurd. Hij heeft hiertoe overwogen dat het plan enige uitbreiding van de bestaande supermarkt mogelijk maakt en dat de maximale oppervlakte volgens het plan slechts in geringe mate verschilt van de door appellante gewenste oppervlakte.
Vaststelling van de feiten
2.13.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.13.1.    De supermarkt van appellante ligt in een woongebied nabij het centrumgebied van Schaijk aan de Burg. Hoefnagelstraat 14. Het bedrijfspand met daarbij een parkeerterrein ligt achter de woningen Burg. Hoefnagelstraat 12 en 14a en grenst direct aan de Repellaan.
Het plandeel met de bestemming "Detailhandel -DH-" heeft deels de aanduiding "Supermarkt" welk deel tevens is aangeduid met "Bouwzone 2". Ingevolge artikel 10, lid 2, onder a, van de planvoorschriften is het deel met de genoemde aanduidingen specifiek bestemd voor een supermarkt. Op grond van artikel 10, lid 7, onder b en c, van de planvoorschriften, in samenhang met de aanduidingen op de plankaart, mag de bouwzone volledig worden bebouwd met gebouwen, niet zijnde een dienstwoning, tot een hoogte van 6 meter. Het overige deel van het bestemmingsvlak heeft de aanduiding "Bouwzone 1". Hier zijn ingevolge artikel 10, lid 6, onder a, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Op het plandeel met de bestemming "Woonbestemming -W-" mogen op grond van artikel 4 van de planvoorschriften en de aanduidingen op de plankaart vrijstaande woningen worden gebouwd met bijbehorende voorzieningen. De maximale bouwhoogte bedraagt 8 meter en de maximale goothoogte 6 meter.
2.13.2.    Uit de plantoelichting volgt dat de gemeente streeft naar concentratie van detailhandel in het centrumgebied. Daarbuiten liggende winkels worden specifiek bestemd als "Detailhandel -DH-". Om tot een duidelijke concentratie van dergelijke voorzieningen te komen, worden de ontwikkelingsmogelijkheden van deze winkels beperkt.
De gemeenteraad heeft in reactie op de zienswijze van appellante gesteld dat uitbreiding van de supermarkt niet wenselijk is, omdat het totale verkoopvloeroppervlak van de drie supermarkten meer dan voldoende is. Voor alle drie supermarkten geldt dat geen uitbreiding mogelijk is. De woning Burg. Hoefnagelstraat 14a dient een woonbestemming te houden, omdat het geen bedrijfswoning is. Een zogenoemd hoogteaccent op de hoek van de Burg. Hoefnagelstraat en de Repellaan in de vorm van de bouw van appartementen vindt de gemeenteraad niet wenselijk.
2.13.3.    Verweerder is uitgegaan van de door appellante opgegeven oppervlakte van de huidige supermarkt, te weten 660 m2. Op grond van het plan kan de supermarkt worden vergroot tot 900 m2. Daarmee acht verweerder voldoende uitbreidingsmogelijkheid in het plan opgenomen om de continuïteit van de winkel te waarborgen.
Het oordeel van de Afdeling
2.14.    De bestemming die aan het perceel van appellante is toegekend, is in overeenstemming met het gemeentelijke beleid om de detailhandel te concentreren in het centrumgebied van Schaijk. Ook de beperkte uitbreidingsmogelijkheid die in het plan aan de supermarkt is geboden, is in overeenstemming met dit beleid. Ten tijde van de vaststelling van het plan was er bovendien geen concreet bouwplan van appellante voor de uitbreiding zoals zij die wenst. Dat er strijd zou zijn met Europeesrechtelijke bepalingen inzake vrije marktwerking heeft appellante niet onderbouwd en de Afdeling ziet hiervoor ook geen grond. Er wordt in het plan voorts geen onderscheid gemaakt tussen de drie supermarkten ter plaatse.
De woning Burg. Hoefnagelstraat 14a had in het voorgaande plan geen bestemming als bedrijfswoning. De noodzaak van een bedrijfswoning is door appellante voorts niet onderbouwd.
Verweerder heeft derhalve het gemeentelijke beleid en de geboden beperkte  uitbreidingsmogelijkheid niet onredelijk behoeven te achten.
2.14.1.    Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder in zoverre terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan. Het beroep is ongegrond.
2.15.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Voorzitter, en dr. J.J.C. Voorhoeve en mr. J.G.C. Wiebenga, Leden, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra    w.g. Troost
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2006
234.