ECLI:NL:RVS:2006:AY5478

Raad van State

Datum uitspraak
28 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200601350/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • H.A. Bultema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuring bestemmingsplan 'Bergse Plaat/Binnenschelde' te Bergen op Zoom

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 juli 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan 'Bergse Plaat/Binnenschelde' in Bergen op Zoom. De gemeenteraad van Bergen op Zoom had op 26 mei 2005 het bestemmingsplan vastgesteld, dat onder andere de vestiging van een dependance van een basisschool mogelijk maakte. Verweerder, het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, had op 20 december 2005 goedkeuring verleend aan dit bestemmingsplan. Verzoeker, een inwoner van Bergen op Zoom, heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde voor een onevenredige aantasting van zijn woon- en leefklimaat door de nabijheid van de basisschool.

Tijdens de zitting op 18 juli 2006 heeft verzoeker zijn bezwaren toegelicht, bijgestaan door zijn advocaat. De gemeenteraad van Bergen op Zoom was vertegenwoordigd door ambtenaren, terwijl verweerder niet aanwezig was. De Voorzitter heeft overwogen dat de goedkeuring van het plandeel met de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden' en de subbestemming 'basisschool' mogelijk in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Verzoeker heeft gewezen op de aanbevolen afstand van 30 meter tussen woningen en basisscholen, zoals vermeld in de VNG-brochure, en betoogd dat de goedkeuring van het plandeel niet voldoende gemotiveerd is.

De Voorzitter heeft geconcludeerd dat er twijfel bestaat over de motivering van de goedkeuring, met name omdat het akoestisch onderzoek niet alle relevante geluidbronnen heeft meegenomen. Om onomkeerbare ontwikkelingen te voorkomen, heeft de Voorzitter besloten het bestreden besluit te schorsen. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, die in totaal € 686,73 bedragen, en het griffierecht van € 138,00 dient te worden vergoed. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 juli 2006.

Uitspraak

200601350/2.
Datum uitspraak: 28 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Bergen op Zoom,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 26 mei 2005 heeft de gemeenteraad van Bergen op Zoom, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 april 2005, het bestemmingsplan "Bergse Plaat/Binnenschelde" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 20 december 2005, kenmerk 1106747, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 16 februari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 17 februari 2006, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 15 maart 2006. Bij brief van 16 februari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 17 februari 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 juli 2006, waar verzoeker in persoon en bijgestaan door mr. H.A.M. Lamers, is verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Bergen op Zoom, vertegenwoordigd door D.M.J. Lemmens en G. Tax-Wijbenga, ambtenaren van de gemeente. Verweerder is zonder voorafgaande kennisgeving niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op het geding van toepassing blijft.
2.3.    Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het woongebied Bergse Plaat/Binnenschelde te Bergen op Zoom. Het plan maakt onder meer de vestiging van een dependance van een basisschool mogelijk ter plaatse van het perceel gelegen in de hoek van de Laan van Reimerswaal en de Laan van Hildernisse.
2.4.    Verzoeker stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" en de subbestemming "basisschool" ter plaatse van het perceel gelegen in de hoek van de Laan van Reimerswaal en de Laan van Hildernisse te Bergen op Zoom. Hij voert aan dat de te plaatse te bouwen school tot een onevenredige aantasting van zijn woon- en leefklimaat zal leiden. Verzoeker wijst in dit verband op de afstand van 30 meter die in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering wordt aanbevolen tussen woningen en basisscholen.
2.5.    Verweerder heeft geen aanleiding gezien het genoemde plandeel in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het goedgekeurd. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de vestiging van een dependance van een basisschool enige hinder zal meebrengen, doch dat deze hinder niet onevenredig zal zijn. Uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidhinder beneden de 45 dB(A) zal blijven. Volgens verweerder kan daarom in dit geval worden volstaan met een afstand van 16 meter van de school tot de woningen van de omwonenden.
2.6.    De Voorzitter overweegt dat de VNG-brochure is opgezet als hulpmiddel bij het opstellen van een bestemmingsplan in nieuwe situaties, waarbij de aanbevolen afstanden van bedrijvigheid tot woonbebouwing slechts van indicatieve aard zijn. Afwijking van de in de brochure aanbevolen afstanden is mogelijk, met dien verstande dat een dergelijke afwijking dient te worden gemotiveerd.
In dit geval is de afwijking van de aanbevolen afstand gemotiveerd met een verwijzing naar de uitkomsten van een akoestisch onderzoek. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting heeft de Voorzitter twijfel of verweerder dit onderzoek aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen, nu in het onderzoek de luchtbehandelinginstallaties niet als relevante geluidbron zijn onderscheiden. Hij acht nader onderzoek hieromtrent nodig, waarvoor de thans aan de orde zijnde procedure zich niet leent.
2.7.    Op grond van het voorgaande ziet de Voorzitter thans aanleiding om het bestreden besluit voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" en de subbestemming "basisschool" ter plaatse van het perceel gelegen in de hoek van de Laan van Reimerswaal en de Laan van Hildernisse te Bergen op Zoom te schorsen teneinde onomkeerbare ontwikkelingen in de periode hangende de bodemprocedure te voorkomen.
2.8.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 20 december 2005, kenmerk 1106747, voor zover het plandeel  met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" en de subbestemming "basisschool" ter plaatse van het perceel gelegen in de hoek van de Laan van Reimerswaal en de Laan van Hildernisse te Bergen op Zoom betreft;
II.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 686,73 (zegge: zeshonderdzesentachtig euro en drieënzeventig cent), waarvan een gedeelte groot € 646,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Brabant aan verzoeker onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de provincie Noord-Brabant aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Bultema, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Bultema
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2006
400.