ECLI:NL:RVS:2006:AY5512

Raad van State

Datum uitspraak
2 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200510045/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen voorbereidingsbesluit gemeenteraad Coevorden inzake bestemmingsplannen Heege-West 2 en Heege-West 3

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een voorbereidingsbesluit van de gemeenteraad van Coevorden, genomen op 14 september 2004, voor de bestemmingsplannen "Heege-West 2" en "Heege-West 3". De gemeenteraad had besloten dat er een voorbereidingsbesluit zou worden genomen voor alle nog uit te geven gronden in deze plannen. Appellanten, die de gronden willen ontwikkelen tot bedrijventerrein, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De gemeenteraad verklaarde het bezwaar ongegrond op 10 februari 2005. Hierop hebben de appellanten beroep ingesteld bij de rechtbank Assen, die op 1 november 2005 het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak hebben de appellanten hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 28 juli 2005, maar de appellanten waren niet ter zitting verschenen. De gemeenteraad werd vertegenwoordigd door B. Suk, ambtenaar van de gemeente. De Raad van State heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat de gemeenteraad gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om een voorbereidingsbesluit te nemen, zoals bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De appellanten betoogden dat de gemeenteraad dit besluit ten onrechte had genomen, omdat het zou zijn bedoeld om hun plannen voor bebouwing te frustreren.

De Raad van State oordeelde dat de gemeenteraad terecht had overwogen dat er een milieueffectrapport (MER) moest worden opgesteld voordat er een nieuw bestemmingsplan kon worden vastgesteld. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de gemeenteraad zijn bevoegdheid niet voor een ander doel had aangewend dan waarvoor deze was verleend. Het hoger beroep van de appellanten werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200510045/1.
Datum uitspraak: 2 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, wonend respectievelijk gevestigd te [plaatsen],
appellanten,
tegen de uitspraak in zaak no. 05/306 BESLU van de rechtbank Assen van 1 november 2005 in het geding tussen:
appellanten
en
de gemeenteraad van Coevorden.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2004 heeft de gemeenteraad van Coevorden  (hierna: de gemeenteraad) een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder: de WRO) genomen voor alle nog uit te geven gronden in de bestemmingsplannen "Heege-West 2" en "Heege-West 3" te Coevorden.
Bij besluit van 10 februari 2005 heeft de gemeenteraad het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 november 2005, verzonden op 1 november 2005, heeft de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 7 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 8 december 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 25 januari 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 20 februari 2006 heeft de gemeenteraad van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2005, waar de gemeenteraad, vertegenwoordigd door B. Suk, ambtenaar van de gemeente, is verschenen.
Appellanten zijn, met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de WRO, voor zover hier van belang, kan de gemeenteraad verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit).
2.2.    Appellanten beogen de gronden in het gebied waarop het voorbereidingsbesluit betrekking heeft te ontwikkelen tot bedrijventerrein. Appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de gemeenteraad ten onrechte gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit, omdat daarmee uitsluitend is beoogd haar voornemen te frustreren om ter plaatse bebouwing te verwezenlijken.
2.3.    Dit betoog faalt. De gemeenteraad heeft naar aanleiding van een onderzoeksrapport naar de milieurechtelijke en ruimtelijke ordeningsaspecten van de projecten die in de plangebieden worden mogelijk gemaakt overwogen dat moet worden bezien of ten behoeve van de plannen voor de in geding zijnde gronden een milieueffectrapport (verder: MER) moet worden opgesteld. De uitkomst van deze procedure is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan voor de gronden zal worden opgesteld. De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit de omstandigheid dat de uitkomsten van de m.e.r.-procedure ten tijde van het nemen van het voorbereidingsbesluit nog niet bekend waren en dat niet vast stond dat daadwerkelijk een nieuw bestemmingsplan zou worden vastgesteld niet volgt dat de bevoegdheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit is aangewend voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. Dat het vigerende bestemmingsplan betrekkelijk recent is vastgesteld doet hier niet aan af.
De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat de gemeenteraad zijn bevoegdheid als bedoeld in voornoemd artikel 21, eerste lid, van de WRO niet heeft aangewend voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Langeveld
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2006
317-481.