ECLI:NL:RVS:2006:AY5880

Raad van State

Datum uitspraak
3 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200604732/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Oosting
  • W.S. van Helvoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake ontheffing voor dempen sloot

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 augustus 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een appellant die een ontheffing wilde voor het dempen van een sloot met houtachtig materiaal op zijn perceel in Rijnwoude. Het college van burgemeester en wethouders van Rijnwoude had op 7 april 2006 het verzoek van de appellant afgewezen. De appellant maakte bezwaar tegen dit besluit en verzocht de Voorzitter om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter heeft het verzoek op 24 juli 2006 ter zitting behandeld, waarbij de verweerder, vertegenwoordigd door J.H.O. van Noppen, aanwezig was. De Voorzitter constateerde dat het bezwaarschrift van de appellant niet binnen de wettelijke termijn was ingediend, aangezien het bezwaarschrift op 9 juni 2006 was verzonden, terwijl de termijn eindigde op 2 juni 2006. Hierdoor was het bezwaar niet-ontvankelijk.

Op basis van deze overwegingen heeft de Voorzitter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 augustus 2006.

Uitspraak

200604732/1.
Datum uitspraak: 3 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Rijnwoude,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2006 heeft verweerder het verzoek van appellant om een ontheffing om binnen zijn inrichting, gelegen op het perceel [locatie] te [plaats], een sloot te dempen met houtachtig materiaal, afgewezen.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 24 mei 2006 bezwaar gemaakt. Bij brief van 24 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 28 juni 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 juli 2006, waar verweerder, vertegenwoordigd door J.H.O. van Noppen, medewerker van de Milieudienst West-Holland, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het bestreden besluit is bekendgemaakt op 21 april 2006, zodat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift ingevolge het bepaalde in artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is begonnen op 22 april 2006 en geëindigd op 2 juni 2006.
2.2.    Het bezwaarschrift is blijkens het poststempel op 9 juni 2006 verzonden en derhalve niet binnen de termijn ingediend. De Voorzitter gaat er daarom van uit dat het bezwaar om deze reden niet-ontvankelijk zal worden verklaard en ziet reeds hierom geen aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting    w.g. Van Helvoort
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2006
361.