ECLI:NL:RVS:2006:AY5903

Raad van State

Datum uitspraak
9 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200510097/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Enumatil en de gevolgen voor ruimtelijke ordening

Op 9 augustus 2006 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil over de goedkeuring van het bestemmingsplan "Enumatil, partiële herziening Lettelberterdijk 9". Dit bestemmingsplan werd op 21 maart 2005 vastgesteld door de gemeenteraad van Leek, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te [woonplaats], beroep ingesteld. De appellant betwistte de goedkeuring van de aanduiding "bebouwingsgrens" tussen de percelen Lettelberterdijk 9 en 10, omdat hij meende dat de bouw van een woning het open karakter van het dorp zou aantasten en in strijd zou zijn met provinciaal beleid.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 30 juni 2006, waarbij zowel de appellant als de verweerder, vertegenwoordigd door ambtenaren van de provincie, aanwezig waren. De Afdeling heeft overwogen dat de goedkeuring van het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling concludeerde dat de locatie van de nieuw te bouwen woning past binnen de bestaande bebouwingsstructuur en dat er geen bijzondere landschappelijke betekenis aan de open ruimte kan worden toegekend. De Afdeling oordeelde dat de verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanduiding "bebouwingsgrens" niet in strijd is met het recht.

De uitspraak resulteerde in de afwijzing van het beroep van de appellant, waarbij de Raad van State geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin, waarbij de betrokken rechters de uitspraak hebben vastgesteld en openbaar hebben gemaakt op 9 augustus 2006.

Uitspraak

200510097/1.
Datum uitspraak: 9 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 21 maart 2005 heeft de gemeenteraad van Leek, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 maart 2005, het bestemmingsplan "Enumatil, partiële herziening Lettelberterdijk 9" (hierna: het plan) vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 11 november 2005, kenmerk
2005-08127/44/B.3, RP, beslist over de goedkeuring van het plan.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 9 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 12 december 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 januari 2006.
Bij brief van 8 februari 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 juni 2006, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. G.B. de Jong, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.H.K. Bijl, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Leek, vertegenwoordigd door W. Visser, ambtenaar van de gemeente, alsmede [derdebelanghebbende].
2.    Overwegingen
Overgangsrecht
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold voor de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
Toetsingskader
2.2.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het plan
2.3.    Het plan voorziet in de bouw van een woning tussen de huisnummers 9 en 10 aan de Lettelberterdijk te Enumatil alsmede in een woonbestemming voor de voormalige boerderij op huisnummer 9 van de Lettelberterdijk.
Het standpunt van appellant
2.4.    Appellant stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de aanduiding "bebouwingsgrens" gelegen tussen de percelen Letterberterdijk 9 en 10. Appellant meent dat een woning op het betreffende perceel het (deels) open karakter van het dorp aantast. Bovendien ligt het bebouwingsvlak zodanig dicht bij het perceel van appellant dat sprake is van aaneengesloten bebouwing. Voorts is appellant van oordeel dat in strijd wordt gehandeld met provinciaal beleid. Uit het provinciale beleid blijkt niet dat open ruimten kunnen worden ingevuld in het geval er geen sprake is van een bijzonder doorzicht. Voorts zou de initiatiefnemer van het bouwplan niet behoren tot de doelgroep waarvoor ingevolge het Provinciaal Omgevingsplan in kleine dorpen mag worden gebouwd.
Het bestreden besluit
2.5.    Verweerder heeft geen reden gezien de aanduiding in strijd met een goede ruimtelijke ordening of in strijd met het recht te achten en heeft deze goedgekeurd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het betreffende perceel in ruimtelijk opzicht is aan te merken als een voor de hand liggende inbreidingslocatie, nu de opstallen van het naastliggende perceel aan het agrarisch gebruik zijn onttrokken en aan het doorzicht vanaf de openbare weg geen bijzondere betekenis kan worden toegekend. De op de plankaart aangegeven bebouwingsgrens en de bebouwingsvoorschriften voorkomen daarbij genoegzaam dat bebouwing kan worden opgericht die ten koste zou gaan van het dorpssilhouet of de overgang van dorp naar landschap.
Vaststelling van de feiten
2.6.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.7.    In het Provinciaal Omgevingsplan (hierna: het POP) is op pagina 24 opgenomen dat in de kleinste dorpen -waaronder verweerder Enumatil blijkens het bestreden besluit gerangschikt heeft- alleen incidenteel mag worden gebouwd, bijvoorbeeld om het beeld van dorp of landschap te versterken of voor specifieke doelgroepen als ouderen en gehandicapten. Op pagina 38 van het POP is opgenomen dat woningbouw in kleinere dorpen alleen wenselijk is wanneer daarmee de beeldkwaliteit van deze dorpen wordt versterkt, bijvoorbeeld door het opvullen van storende open ruimten in de bestaande bebouwing.
2.8.    De nieuw te bouwen woning zal worden gebouwd als aangepaste woning in verband met een handicap van de partner van de zoon van de voormalig agrariër.
Het oordeel van de Afdeling
2.9.    Ter zitting heeft verweerder het beleid nader toegelicht en aangegeven dat incidenteel mag worden gebouwd indien het bouwplan past in de bestaande bebouwingsstructuur. Daarbij heeft verweerder zich voorts op het standpunt gesteld dat indien het gaat om een enkele woning en het bouwplan past in de bestaande bebouwingsstructuur, reeds wordt voldaan aan het provinciale beleid; de omstandigheid dat het plan in een aangepaste woning voorziet speelt volgens verweerder in dat geval slechts een ondergeschikte rol. Dit standpunt komt de Afdeling, mede gelet op de hiervoor aangehaalde tekst uit het POP, als passend in het provinciale beleid voor.
2.10.    Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het bouwplan betrekking heeft op een open ruimte tussen bestaande bebouwing. Niet in geschil is dat aan deze open plek op zichzelf geen bijzondere landschappelijke betekenis kan worden toegekend. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is voorts gebleken dat de locatie niet eerder voor bebouwing in beeld is geweest omdat deze onderdeel uitmaakte van een groter perceel waarop een agrarisch bedrijf was gevestigd. Met dit bestemmingsplan is het gehele perceel aan de agrarische bestemming onttrokken en heeft dit een woonbestemming gekregen. Bovendien blijkt uit de stukken dat de bebouwingsstructuur van Enumatil zeer compact is en dat deze plaats kan worden beschouwd als afronding van de dorpsrand. De Afdeling overweegt voorts dat, gelet op de opgenomen bebouwingsgrenzen en de bebouwingsvoorschriften, noch feitelijk noch visueel sprake is van aaneengesloten bebouwing.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bouwplan past binnen de bestaande bebouwingsstructuur en niet in strijd is met het hiervoor genoemde beleid.
2.11.    Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aanduiding "bebouwingsgrens" niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellant heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder in zoverre terecht goedkeuring heeft verleend aan de aanduiding. Het beroep is ongegrond.
Proceskostenveroordeling
2.12.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel    w.g. Langeveld
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2006
317-525.