ECLI:NL:RVS:2006:AY6319

Raad van State

Datum uitspraak
11 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200605635/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende last onder dwangsom

In deze zaak heeft de Raad van State op 11 augustus 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, het dagelijks bestuur van het gewest Gooi en Vechtstreek, had een last onder dwangsom opgelegd gekregen van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer wegens overtreding van artikel 3, tweede lid, van de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur. Dit besluit werd genomen op 6 februari 2006. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 29 juni 2006. Hierop heeft verzoeker op 31 juli 2006 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 7 augustus 2006 ter zitting behandeld. Verzoeker was vertegenwoordigd door P.J. Jacquemijns en E. Duijn, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door mr. C.M.A.W. Flendrie en mr. M.E. Oderkerk, ambtenaren van het ministerie. Tijdens de zitting heeft verweerder een toezegging gedaan dat hij tot de uitspraak in de bodemprocedure geen verbeurde dwangsommen zal invorderen. De Voorzitter oordeelde dat, gezien deze toezegging, er geen spoedeisend belang bestond bij het treffen van een voorlopige voorziening.

Daarom heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 augustus 2006.

Uitspraak

200605635/2.
Datum uitspraak: 11 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van het gewest Gooi en Vechtstreek,
verzoeker,
en
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 6 februari 2006 heeft verweerder aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 3, tweede lid, van de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur.
Bij besluit van 29 juni 2006 heeft verweerder, voor zover hier van belang, het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 31 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld. Bij brief van 31 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 augustus 2006, waar verzoeker, vertegenwoordigd door P.J. Jacquemijns en E. Duijn, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.M.A.W. Flendrie en mr. M.E. Oderkerk, ambtenaren van het ministerie, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Ter zitting heeft verweerder de toezegging gedaan die erop neer komt dat hij tot de uitspraak in het geschil in de bodemprocedure eventueel verbeurde dwangsommen niet zal invorderen.
Gezien deze toezegging bestaat er naar het oordeel van de Voorzitter geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.3.    Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting    w.g. Heijerman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2006
255-446.