ECLI:NL:RVS:2006:AY6322

Raad van State

Datum uitspraak
16 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200509796/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • A. Kosto
  • J.J.C. Voorhoeve
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigingsplan Selschardijk door college van burgemeester en wethouders van Harenkarspel

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het wijzigingsplan "Selschardijk" door het college van burgemeester en wethouders van Harenkarspel. Het wijzigingsplan werd vastgesteld op 6 september 2005 en betreft de vestiging van een agrarisch bedrijf op een perceel nabij Eenigenburg. Het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, als verweerder, heeft op 4 oktober 2005 goedkeuring verleend aan dit plan. Appellant, die zich tegen deze goedkeuring verzet, heeft op 30 november 2005 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 17 juli 2006 zijn zowel appellant als vertegenwoordigers van verweerder en de gemeenteraad verschenen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De kern van het geschil betreft de vraag of het wijzigingsplan voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden van het bestemmingsplan "Buitengebied Harenkarspel". Appellant betoogt dat het plan niet voldoet aan de voorwaarden voor een volwaardig agrarisch bedrijf, omdat de initiatiefnemer een dienstbetrekking van 40 uur per week heeft en er geen sprake zou zijn van een bedrijfsverplaatsing.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders zich op het standpunt heeft gesteld dat het wijzigingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling concludeert dat er geen grond is om te oordelen dat de goedkeuring van het wijzigingsplan onterecht is verleend. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 16 augustus 2006.

Uitspraak

200509796/1.
Datum uitspraak: 16 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats]
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 6 september 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Harenkarspel, het wijzigingsplan "Selschardijk" (hierna: het wijzigingsplan) vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 4 oktober 2005, kenmerk 2005-44531, beslist over de goedkeuring van het plan.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 29 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op 30 november 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 9 februari 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Voor afloop van het vooronderzoek heeft het college van burgemeester en wethouders een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partijen toegezonden. Na afloop van het vooronderzoek hebben appellant en het college van burgemeester en wethouders van Harenkarspel nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juli 2006, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door W.J. Ardewijn, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad, vertegenwoordigd door A.W.E. Hulst, ambtenaar van de gemeente, alsmede [partij], in persoon, en bijgestaan door [gemachtigde].
2.    Overwegingen
Toetsingskader
2.1.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor zover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het plan
2.2.    Het wijzigingsplan voorziet in de vestiging van een agrarisch bedrijf (hierna: het bedrijf) door aanwijzing van een nieuw agrarisch bouwvlak op het perceel Selschardijk, ten zuiden van Breelandsweg 16 nabij Eenigenburg.
Het standpunt van appellant
2.3.    Appellant stelt dat verweerder het wijzigingsplan ten onrechte heeft goedgekeurd nu het plan niet voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden van het bestemmingsplan "Buitengebied Harenkarspel" (hierna: het bestemmingsplan). Appellant stelt daartoe dat geen sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf. In dit verband voert hij aan dat de initiatiefnemer tot het bedrijf elders een dienstbetrekking voor 40 uur per week heeft. Voorts stelt hij dat evenmin sprake is van een bedrijfsverplaatsing.
Het standpunt van verweerder
2.4.    Verweerder heeft het wijzigingsplan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht geacht en heeft het wijzigingsplan goedgekeurd.
Vaststelling van de feiten
2.5.    In het bestemmingsplan is in artikel 4, zevende lid, sub d, van de planvoorschriften het navolgende bepaald: "Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, de bestemming, met uitzondering van de gebieden op de plankaart aangeduid met "open gebied" en "molenbeschermingszone", wijzigen ten behoeve van de vestiging van reële en volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven, door aanwijzing van een nieuw bouwvlak van maximaal 1 hectare met dien verstande dat de in lid 2 opgenomen bebouwingsbepalingen van toepassing zijn."
2.6.    Ingevolge artikel 1 sub z van de planvoorschriften van het bestemmingsplan wordt onder een volwaardig agrarisch bedrijf verstaan: een agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht, die het bedrijf als hoofdberoep uitoefent, waarvan de continuïteit op langere termijn verzekerd is.
Ingevolge artikel 1 sub aa van de planvoorschriften van het bestemmingsplan wordt onder reëel agrarisch bedrijf verstaan: een agrarisch bedrijf met de omvang van een halve tot één volledige arbeidskracht, die het bedrijf als hoofdberoep uitoefent, waarvan de ontwikkeling tot volwaardig agrarisch bedrijf binnen een afzienbare termijn een reëel perspectief is.
2.7.    Het college van burgemeester en wethouders heeft zich op het standpunt gesteld dat de bedrijfsomvang op basis van zogenoemde meitellingen over de jaren 2001 tot en met 2004 en vertaald naar NGE (Nederlandse Grootte-eenheid) normen gemiddeld een reëel tot volwaardig beeld te zien gaf, zij het dat 2004 vanwege persoonlijke omstandigheden een minder gunstig beeld gaf. Het college van burgemeester en wethouders heeft aan het Landbouw Economisch Instituut (hierna: het LEI) advies gevraagd of het bedrijf ten behoeve waarvan het wijzigingsplan is opgesteld als volwaardig bedrijf kan worden aangemerkt. Het LEI is op basis van de teeltplannen voor de jaren 2004 en 2005 tot de conclusie gekomen dat het bedrijf als volwaardig kan worden aangemerkt.
Het oordeel van de Afdeling
2.8.    Uit het bepaalde in artikel 4, zevende lid, sub d, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan volgt dat een wijzigingsplan kan worden vastgesteld ten behoeve van de vestiging van reële en volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven.
Wat betreft de omvang van het bedrijf ten behoeve waarvan met toepassing van artikel 4, zevende lid, sub d, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan een wijzigingsplan kan worden vastgesteld, volgt uit het voorgaande dat sprake moet zijn van een bedrijf met tenminste de omvang van een halve tot één volledige arbeidskracht, die het bedrijf als hoofdberoep uitoefent, waarvan de ontwikkeling tot volwaardig agrarisch bedrijf binnen een afzienbare tijd reëel is.
Ter zitting is vast komen te staan dat de initiatiefnemer tot het bedrijf elders een dienstbetrekking heeft van 40 uur per week. Hij heeft echter verklaard dat hij deze dienstbetrekking slechts tijdelijk, in afwachting van de oprichting van zijn bedrijfsbebouwing aan de [locatie], is aangegaan en dat hij deze dienstbetrekking zal beëindigen zodra zijn agrarische bedrijfsbebouwing aan de [locatie] is opgericht. Voorts heeft hij verklaard ten behoeve van het agrarische bedrijf reeds investeringen te hebben gedaan, zoals de aankoop van een trekker. De stukken noch het verhandelde ter zitting geven aanleiding om aan deze verklaringen te twijfelen.
In het advies van het LEI is vermeld dat het bedrijf als volwaardig bedrijf kan worden aangemerkt. In hetgeen appellant heeft aangevoerd bestaat geen grond voor het oordeel dat dit advies onjuistheden bevat of leemten in kennis vertoont. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bedrijf als een volwaardig agrarisch bedrijf kan worden aangemerkt.
2.9.    Voor zover appellant heeft aangevoerd dat niet wordt voldaan aan het vereiste van bedrijfsverplaatsing, overweegt de Afdeling dat een dergelijk vereiste niet in de planvoorschriften van het bestemmingsplan wordt gesteld.
2.10.    Gelet op het vorenstaande bestaat geen grond voor het oordeel dat niet aan de in artikel 4, zevende lid, sub d, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden is voldaan.
2.11.    Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het wijzigingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellant heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan. Het beroep is ongegrond.
Proceskostenveroordeling
2.12.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Voorzitter, en mr. A. Kosto en dr. J.J.C. Voorhoeve, Leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Taal
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2006
325-525.