200510321/1.
Datum uitspraak: 16 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging "Bewonervereniging Schildersbuurt, Waddenbuurt en Koog Bloemwijk", gevestigd te Zaanstad,
appellante,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 24 juni 2005 heeft verweerder op verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad op grond van artikel 83 van de Wet geluidhinder hogere grenswaarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, vanwege een bestaande weg, vastgesteld met betrekking tot 82 nieuw te bouwen woningen gelegen aan de Vincent van Goghweg (voorslagterrein) te Zaandam.
Bij besluit van 4 november 2005, verzonden op 9 november 2005, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 20 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2005, beroep ingesteld.
Bij brief van 3 februari 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juni 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. H. Elmas, advocaat te Haarlem, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. F.W.J. van der Steen, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders Zaanstad, vertegenwoordigd door mr. F. Marinus, ambtenaar van de gemeente.
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wetten doorgevoerde wetswijzigingen niet van toepassing zijn op het huidige geding.
2.2. Ingevolge artikel 146 van de Wet geluidhinder staat beroep op de administratieve rechter open overeenkomstig hoofdstuk 20 van de Wet milieubeheer.
Ingevolge artikel 20.13 (oud) van de Wet milieubeheer, in samenhang met art. 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kan tegen een besluit ten aanzien waarvan afdeling 3.5 (oud) van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is, uitsluitend door een belanghebbende beroep worden ingesteld.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.3. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder terecht het bezwaar van appellante tegen het besluit van 24 juni 2005 niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat appellante zijns ziens niet als belanghebbende ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is aan te merken.
Appellante voert in dat kader aan dat de belangen van een deel van haar leden, die woonachtig zijn aan het Paulus Potterhof, door het besluit van 24 juni 2005 worden geschaad doordat zij meer verkeers- en geluidoverlast vanwege de nieuw te bouwen woningen aan de Vincent van Goghweg zullen ondervinden, hetgeen volgens appellante tot aantasting van het woongenot leidt.
2.3.1. Uit het samenstel van het eerste en derde lid van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat een rechtspersoon ook bij de toepassing van het derde lid slechts belanghebbende bij een besluit is, indien een door hem behartigd belang als bedoeld in het derde lid gelet op de aard en gevolgen van dat besluit rechtstreeks bij dat besluit is betrokken.
2.3.2. Volgens artikel 2 van de statuten van appellante is haar doelstelling het bevorderen en in stand houden van de leefbaarheid van de Schildersbuurt, Waddenbuurt en Koog Bloemwijk in de gemeente Zaanstad. Die statutaire doelstelling omvat het belang waarvoor appellante in de onderhavige procedure opkomt.
2.3.3. Dit betekent echter nog niet dat er sprake is van een belang dat rechtstreeks betrokken is bij het besluit van 24 juni 2005.
Het laatstgenoemde besluit bestaat uit een bundel beschikkingen. Het besluit stelt, voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege de bestaande weg, met betrekking tot de afzonderlijke in dat besluit genoemde nieuw te bouwen woningen hogere grenswaarden dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde vast. Het gevolg daarvan is niet alleen dat die geluidbelasting op de gevel van elk van die woningen hoger mag zijn dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde, maar ook dat de gemeenteraad is gehouden maatregelen met betrekking tot de geluidwering van die gevels te treffen om te bevorderen dat de geluidbelasting binnen elk van die woningen niet meer bedraagt dan de in artikel 111, tweede lid, van de Wet geluidhinder bedoelde waarde.
Gezien de aard en gevolgen van het besluit is, naast degene die om vaststelling van een hogere grenswaarde heeft verzocht, in beginsel uitsluitend de (toekomstige) eigenaar, andere zakelijke gerechtigde of gebruiker van een woning waarvoor de hogere grenswaarde is vastgesteld, rechtstreeks bij het besluit betrokken. Het door appellante behartigde collectief belang, bestaande in het bevorderen en in stand houden van de leefbaarheid van de Schildersbuurt, de Waddenbuurt en de Koog Bloemwijk, is gezien de aard en gevolgen van dat besluit niet rechtstreeks bij het besluit betrokken. Verweerder heeft appellante terecht niet als belanghebbende aangemerkt.
De Afdeling is niet gebleken dat appellante het bezwaarschrift mede namens een persoon heeft ingediend die bij het besluit van 24 juni 2005 wel belanghebbende is. Derhalve faalt de stelling van appellante dat verweerder haar om een machtiging van die persoon had dienen te verzoeken.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor zover appellante heeft verzocht om een vergoeding voor de in verband met de behandeling van het bezwaar gemaakte kosten, overweegt de Afdeling dat ingevolge artikel 7:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht een verzoek daartoe moet worden gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Niet is gebleken dat appellante in die fase aan verweerder om vergoeding van deze kosten heeft verzocht. Reeds hierom bestaat er geen aanleiding voor een vergoeding van de desbetreffende kosten.
2.6. Voor een veroordeling in de proceskosten in beroep bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, Voorzitter, en mr. Ch.W. Mouton en mr. W. Sorgdrager, Leden, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Drouen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2006