ECLI:NL:RVS:2006:AY7126
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.H. van Kreveld
- C. Sparreboom
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit over ernstige verontreiniging en sanering op locaties in Loosduinen
In deze zaak heeft de Raad van State op 30 augustus 2006 uitspraak gedaan over een beroep dat was ingesteld door een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het besluit, genomen op 4 januari 2006, betrof de vaststelling dat er op bepaalde locaties in de gemeente Loosduinen sprake was van ernstige verontreiniging, maar dat de sanering daarvan niet urgent was. De appellant betoogde dat in de considerans van het bestreden besluit ten onrechte was vermeld dat de verontreiniging geheel afkomstig was van een ondergrondse huisbrandolietank die had gelekt. De verweerder, het college van burgemeester en wethouders, stelde echter dat de vraag wie de verontreiniging had veroorzaakt geen verband hield met het dictum van het besluit en dat de opmerking over de bron van de verontreiniging slechts informatief was.
De Raad van State overwoog dat ingevolge de Wet Bodembescherming gedeputeerde staten bij de vaststelling van ernstige verontreiniging ook moeten beoordelen of het gebruik van de bodem of de mogelijke verspreiding van de verontreiniging risico's met zich meebrengt die spoedige sanering noodzakelijk maken. In dit geval werd vastgesteld dat er sprake was van ernstige verontreiniging, maar dat sanering niet urgent was. De appellant betwistte niet dat er sprake was van ernstige verontreiniging, maar richtte zich enkel tegen de overweging in het besluit over de oorzaak van de verontreiniging. De Raad van State concludeerde dat deze beroepsgrond niet kon leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op 30 augustus 2006.