200600663/1.
Datum uitspraak: 30 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/5300 van de rechtbank 's-Gravenhage van 27 december 2005 in het geding tussen:
de plaatsvervangend voorzitter van het bestuur van de ring Den Haag van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie.
Bij besluit van 17 november 2003 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het bestuur van de ring Den Haag van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: de KNB) de door appellante ingediende klacht ter zake van een declaratie van [notaris] te [plaats], afgewezen.
Bij besluit van 6 november 2004 heeft de KNB het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 december 2005, verzonden op 28 december 2005, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 21 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 24 januari 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 27 maart 2006 heeft de KNB van antwoord gediend.
[notaris], die op de voet van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in de gelegenheid is gesteld om als partij aan het geding deel te nemen, heeft op 13 maart 2006 een memorie ingediend.
Bij brieven van respectievelijk 4 april 2006 en 17 april 2006 hebben appellante en de KNB toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juni 2006, waar appellante en de KNB beiden in persoon zijn verschenen. [notaris] is met bericht van verhindering niet verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 55, eerste lid, van de Wet op het notarisambt is de notaris verplicht om op verzoek van de cliënt een rekening van zijn honorarium voor ambtelijke werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten op te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in rekening gebrachte bedrag is berekend.
Ingevolge het tweede lid, eerste volzin, van dit artikel, voor zover hier van belang, kan de meest gerede partij bij met redenen omkleed schriftelijk verzoek aan de voorzitter van het bestuur van de ring in het arrondissement waar de notaris is gevestigd een beslissing vragen indien over de in het eerste lid bedoelde rekening een geschil ontstaat.
2.2. De rechtbank heeft geoordeeld dat de KNB door bij zijn besluitvorming niet alle beschikbare informatie bij de notaris op te vragen heeft gehandeld in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen redenen zijn voor het bijstellen van de hoogte van de declaratie. Gelet hierop heeft de rechtbank aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van de beslissing op bezwaar in stand te laten.
2.3. Appellante kan zich niet verenigen met dit laatste oordeel van de rechtbank. Zij voert - kort samengevat weergegeven - aan dat de declaratie onzorgvuldigheden bevat en dat zij niet hoefde te weten dat de rekening hoger zou worden dan het standaardbedrag voor het opmaken van een verklaring van erfrecht van € 583,00.
2.4. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de door appellante aangevoerde onzorgvuldigheden geen onzorgvuldigheden zijn die betrekking hebben op de vaststelling van de declaratie. Het in rekening brengen van voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van een telefoongesprek waarbij geen gehoor is gekregen kan niet als onzorgvuldig worden aangemerkt. Ook het ontbreken van de munteenheid op de specificatiedeclaratie kan dat niet, nu onbestreden is dat dat geen invloed heeft gehad op het bedrag zoals dat in rekening is gebracht.
Bij brief van 13 april 2000 heeft het kantoor van [notaris] aan appellante een opdrachtbevestiging verzonden, waarin onder meer is vermeld dat indien de werkzaamheden voor het opstellen van een verklaring van erfrecht de gebruikelijke werkzaamheden zullen overtreffen een uurtarief van € 102,10 (ƒ 225,00) exclusief btw in rekening zal worden gebracht. Gelet op de telefoonnotities en de overige stukken volgt de Afdeling het oordeel van de rechtbank dat voor appellante duidelijk moet zijn geweest dat de verrichte werkzaamheden als gevolg van de opstelling van de betrokken partijen de gebruikelijke werkzaamheden te boven gingen. Appellante heeft niet aangetoond dat sprake was van een ondubbelzinnige toezegging dat desondanks de declaratie niet hoger zou worden dan het standaardbedrag voor het opmaken van een verklaring van erfrecht.
De rechtbank heeft derhalve terecht en op goede gronden geoordeeld dat er geen reden is voor het bijstellen van de hoogte van de declaratie.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient voor zover aangevallen te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van Tuyll van Serooskerken
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2006