ECLI:NL:RVS:2006:AY7177

Raad van State

Datum uitspraak
30 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200600965/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • B.F.C. van Rheenen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tegemoetkoming functionele invaliditeit vuurwerkramp Enschede

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een tegemoetkoming in verband met functionele invaliditeit als gevolg van de vuurwerkramp in Enschede. Het bestuur van de stichting 'Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Vuurwerkramp' heeft op 10 september 2002 de aanvraag van appellante afgewezen. Dit besluit werd later door het bestuur bevestigd na een bezwaarprocedure, waarbij de rechtbank Almelo op 23 december 2005 het beroep van appellante ongegrond verklaarde. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij haar gronden heeft aangevuld in februari en maart 2006.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 18 augustus 2006. De medisch adviseur van de stichting heeft in een rapport van 10 mei 2004 geconcludeerd dat appellante geen percentage functionele invaliditeit toekomt, omdat er geen functionele beperkingen zijn opgetreden als gevolg van de vuurwerkramp. De rechtbank heeft deze conclusie onderschreven en vastgesteld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bestuur niet op dit advies mocht afgaan. De rechtbank heeft ook overwogen dat de door appellante overgelegde medische gegevens niet voldoende onderbouwden dat haar klachten een direct gevolg zijn van de vuurwerkramp.

De Raad van State heeft uiteindelijk geoordeeld dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van de rechtbank heeft bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 30 augustus 2006.

Uitspraak

200600965/1.
Datum uitspraak: 30 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 05/ 415 van de rechtbank Almelo van 23 december 2005 in het geding tussen:
appellante
en
het bestuur van de stichting "Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Vuurwerkramp".
1.    Procesverloop
Bij besluit van 10 september 2002 heeft het bestuur van de stichting "Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Vuurwerkramp" (hierna: het bestuur) de aanvraag van appellante voor een tegemoetkoming in verband met functionele invaliditeit als gevolg van de vuurwerkramp Enschede afgewezen.
Bij besluit van 28 februari 2005 heeft het bestuur het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 december 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 2 februari 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 3 maart 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 10 april 2005 heeft het bestuur van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van appellante. Dit is aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 augustus 2006, waar het bestuur, vertegenwoordigd door J.F. Buurmeijer, voorzitter, en mr. A.B. van Rijn, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Volgens artikel 1, aanhef en onder b van de "Regeling tegemoetkoming financiële gevolgen in verband met functionele invaliditeit vuurwerkramp Enschede" (hierna: de Regeling) wordt in deze Regeling onder getroffene verstaan een nog in leven zijnde natuurlijke persoon die op het moment van de ramp of de onmiddellijke nasleep daarvan in het rampgebied in Enschede aanwezig en/of woonachtig was en als direct gevolg van de ramp blijvend letsel heeft opgelopen.
Volgens artikel 1, aanhef en onder d, wordt in deze Regeling onder blijvend letsel verstaan een naar medische normen vast te stellen lichamelijke of psychische kwetsing, aantasting of verwonding van een natuurlijke persoon die naar het oordeel van medisch deskundigen van blijvende aard is.
Volgens artikel 1, aanhef en onder e, wordt in deze regeling onder functionele invaliditeit verstaan: geheel of gedeeltelijk (functie)verlies van een deel of orgaan van het lichaam of een psychische stoornis of aandoening als gevolg van blijvend letsel.
Volgens artikel 4, eerste lid, heeft een getroffene recht op een tegemoetkoming wegens functionele invaliditeit, indien hij blijvend letsel heeft.
Volgens het tweede lid wordt de mate van functionele invaliditeit van de getroffene door de stichting "Stichting Uitvoeringsorganisatie Personenschade Vuurwerkramp" (hierna: de Stichting) vastgesteld op advies van de medisch adviseur, zodra een medische eindtoestand is bereikt, maar uiterlijk op 1 juli 2003.
2.2.    Het bestuur heeft bij besluit van 28 februari 2005 onder overneming van het advies van de bezwarencommissie van 3 februari 2005 het bezwaar tegen het besluit van 10 september 2002, waarbij de aanvraag van appellante voor een tegemoetkoming op grond van de Regeling is afgewezen, ongegrond verklaard. De bezwarencommissie heeft aangegeven dat in de rapportage van de door de medische adviseur ingeschakelde psychiater van 10 mei 2004 staat vermeld dat appellante geen percentage functionele invaliditeit toekomt, omdat geen functionele beperkingen zijn opgetreden tengevolge van de vuurwerkramp. De bezwarencommissie heeft geen aanleiding gezien om aan deze conclusie te twijfelen. Ten aanzien van lichamelijke klachten heeft de bezwarencommissie aangegeven dat, voor zover deze klachten voortkomen uit psychische klachten, deze evenmin een direct gevolg zijn van de vuurwerkramp.
2.3.    Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zij als gevolg van de vuurwerkramp zich in hogere mate lichamelijk en psychisch invalide acht.
2.3.1.    Dit betoog treft geen doel. Zoals de rechtbank heeft uiteengezet, heeft de medisch adviseur van de Stichting advies ingewonnen bij een psychiater. In het rapport van 10 mei 2004 heeft de psychiater uiteengezet dat diagnostisch in psychiatrische zin reeds jaren sprake is van een depressief toestandsbeeld in de zin van een dysthyme stoornis. Volgens de psychiater lijkt karakterpathologie er niet te zijn, hoogstens kan gesteld worden dat appellante weinig antwoord heeft op de huidige problemen waarvoor ze geplaatst is; het probleemoplossend vermogen schiet nu tekort. Een relatie met de vuurwerkramp is volgens de psychiater niet evident, hoogstens secundair, omdat haar echtgenoot veel van zijn klachten daaraan relateert. Het lijkt dat de vuurwerkramp meer het coloriet van depressiviteit bepaalt, dan dat er enig oorzakelijk verband is. Daarin ligt volgens de psychiater dan ook geen aanleiding voor functionele invaliditeit. De medisch adviseur van de Stichting heeft dit advies overgenomen en geadviseerd dat geen sprake is van blijvend psychisch letsel als direct gevolg van de vuurwerkramp.
2.3.2.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bestuur niet op het advies van de medisch adviseur mocht afgaan. Met de door appellante overgelegde gegevens, waaronder afspraakbevestigingen, informatie van haar huisarts en Mediant en gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen te Hengelo terzake haar arbeidsongeschiktheid, is niet aannemelijk gemaakt dat dit advies onzorgvuldig tot stand is gekomen of dat daaraan anderszins ernstige gebreken kleven. In deze stukken wordt weliswaar ingegaan op de medische klachten van appellante, maar niet of de klachten een direct gevolg zijn van de vuurwerkramp. De enkele mededeling in de brief van Mediant van 25 juni 2002 dat appellante een posttraumatische stressstoornis heeft als gevolg van de vuurwerkramp, maakt, wegens het ontbreken van een onderbouwing, evenmin aannemelijk dat het bestuur niet op het advies mocht afgaan.
Ten aanzien van de lichamelijke klachten van appellante heeft zij in de brief van 20 oktober 2004 aangegeven dat volgens haar arts de lichamelijke klachten het gevolg zijn van haar psychische klachten. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het bestuur zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat, aangezien volgens het advies van de medisch adviseur geen sprake is van blijvend psychisch letsel als direct gevolg van de vuurwerkramp, evenmin sprake is van blijvend lichamelijk letsel als direct gevolg van die ramp.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.F.C. van Rheenen, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens    w.g. Van Rheenen
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2006
385.