ECLI:NL:RVS:2006:AY7549
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- T.M.A. Claessens
- I.A. Molenaar
- Rechtspraak.nl
Weigering voorrangsverklaring huisvesting door college van burgemeester en wethouders van Amersfoort
In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening en op hoger beroep van een appellant die een voorrangsverklaring voor huisvesting in de gemeente Amersfoort had aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort weigerde op 15 december 2005 deze voorrangsverklaring te verlenen. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het college verklaarde dit bezwaar op 10 april 2006 ongegrond. Hierop volgde een beroep bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht, die op 6 juli 2006 de uitspraak van het college bevestigde. Appellant ging in hoger beroep bij de Raad van State en verzocht tevens om een voorlopige voorziening.
De zaak werd behandeld op 10 augustus 2006, waarbij appellant in persoon verscheen, bijgestaan door een tolk, en het college vertegenwoordigd werd door mr. T.P. Grünbauer. De Voorzitter oordeelde dat nader onderzoek niet nodig was en dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat het college het advies van de GGD-arts mocht volgen bij de weigering van de voorrangsverklaring. De door appellant overgelegde verklaringen gaven geen aanleiding om te concluderen dat er een directe relatie bestond tussen de medische problematiek van zijn kinderen en de woonsituatie, wat een vereiste was voor het verlenen van de voorrangsverklaring op medische indicatie.
Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de aangevallen uitspraak bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 augustus 2006.