200605231/2.
Datum uitspraak: 30 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Zeist,
verweerder.
Bij besluit van 6 juni 2006 heeft verweerder aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Z.A.M. B.V." een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een tankstation met 24-uurs verkoop van motorbrandstoffen zonder direct toezicht op het perceel Oude Arnhemseweg 199-201 te Zeist. Dit besluit is op 8 juni 2006 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 17 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 18 juli 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 17 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 18 juli 2006, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 augustus 2006, waar verzoekers, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door A.A.J. van Brenk, W. Ovaa en R.P.M. Visser, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord vergunninghouder, vertegenwoordigd door H.J. Witteveen.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekers, die naast de inrichting wonen, verzoeken de Voorzitter de bestaande openingstijden van het tankstation te handhaven totdat de Afdeling op het beroep heeft beslist. Hiertoe voeren ze aan geluidoverlast en stankhinder te ondervinden van het dampretoursysteem als gevolg van het tanken bij en het afvullen van het tankstation. Tevens voeren ze aan dat het dampretoursysteem defect lijkt te zijn waardoor de veiligheid in de omgeving van het tankstation niet is gewaarborgd. Door de vergunde verruiming van de openingstijden naar 24 uur per dag en zeven dagen per week vrezen zij dat hun nacht- en zondagsrust wordt verstoord.
2.3. De Voorzitter stelt voorop dat verweerder gehouden is te beslissen op grond van de aanvraag zoals die is ingediend en de daarin aangevraagde openingstijden. Een vergunning mag door verweerder alleen worden geweigerd indien er nadelige gevolgen voor het milieu zijn en deze niet voldoende beperkt kunnen worden door het stellen van voorschriften in de vergunning.
2.4. Voor zover verzoekers aanvoeren geluidoverlast te ondervinden vanwege het in werking zijn van de inrichting op zondag en in de nachtperiode overweegt de Voorzitter het volgende. Bij de aanvraag is een akoestisch rapport van 14 december 2005 gevoegd. Naar aanleiding van de door verzoekers tegen het ontwerpbesluit naar voren gebrachte zienswijzen over het geluid van de pompen van het tankstation is op 18 april 2006 een aanvullend akoestisch rapport opgesteld. Uit die beide rapporten volgt dat het geluid van de inrichting op de gevel van de woning van verzoekers kan voldoen aan de voorkeursgrenswaarde uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening voor een rustige woonwijk van 45, 40 en 35 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Door verzoekers zijn de bevindingen in de rapporten niet weersproken. Bovendien zijn naar aanleiding van de bevindingen in het aanvullende akoestische rapport de grenswaarden op de gevel van de woning van appellanten aangescherpt ten opzichte van de ontwerpvergunning. De Voorzitter ziet op grond van het vorenstaande en na afweging van de betrokken belangen onvoldoende aanleiding om het bestreden besluit te schorsen.
2.5. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit tankstations milieubeheer (hierna: het Besluit), voor zover hier van belang, dient, behalve aan de voorschriften die aan een vergunning zijn verbonden, te worden voldaan aan de voorschriften die zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage I. In deze bijlage is een aantal voorschriften met betrekking tot systemen voor dampretour stage I en dampretour stage II opgenomen die onder meer strekken tot beperking van stankhinder in de directe omgeving van een tankstation ten gevolge van het afleveren van benzine aan motorvoertuigen.
Ingevolge voorschrift 2.2.9 van bijlage I van het Besluit dient een systeem voor dampretour stage II voor ingebruikname en daarna driemaal per drie jaar te worden gecontroleerd op de goede werking. Deze controle moet overeenkomstig de "Test Procedure voor Damp Retour Systemen in Benzinepompen voor Nederland", 8 juni 2001, van het NMi plaatsvinden door een onafhankelijke inspectie-instelling.
De gronden van verzoekers betreffende het dampretoursysteem gaan in de kern over de uitvoering van dat systeem en hebben aldus geen betrekking op de rechtmatigheid van de ter beoordeling staande vergunning en de daaraan verbonden voorschriften. Deze gronden zien echter op de vraag of het Besluit op dit punt wel wordt nageleefd en kunnen daarom geen rol spelen in deze procedure.
Blijkens het verhandelde ter zitting is verweerder overigens doende feiten te verzamelen omtrent de door verzoekers aangevoerde overlast als gevolg van het dampretoursysteem van het tankstation. De Algemene wet bestuursrecht voorziet in de mogelijkheid tot het treffen van maatregelen die strekken tot het afdwingen van de naleving van de voorschriften uit het Besluit en de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden.
2.6. De Voorzitter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. drs. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Stolker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2006