200604609/2.
Datum uitspraak: 31 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoekers sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [verzoeker sub 2] en [verzoekster sub 2], wonend te [woonplaats],
3. [verzoeker sub 3], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Zeeland,
verweerder.
Bij besluit van 15 september 2005 heeft de gemeenteraad van Sluis, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 augustus 2005, het bestemmingsplan "Stampershoek Zuid en Noord" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 25 april 2006, kenmerk RMW0604652139/8, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers sub 1 bij brief van 17 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 22 juni 2006, verzoekers sub 2 bij brief van 19 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 22 juni 2006, en verzoekster sub 3 bij brief van 17 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 26 juni 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 11 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 12 juli 2006, hebben verzoekers sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 19 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 22 juni 2006, hebben verzoekers sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 17 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 27 juni 2006, heeft verzoekster sub 3 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 17 augustus 2006, waar verzoekers sub 2, in de persoon van [verzoekster sub 2], verzoekers sub 1 en verzoekster sub 3, vertegenwoordigd door [verzoekster sub 2], voornoemd, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. P. Smits, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Sluis, vertegenwoordigd door G. Naeije en F. van den Hemel, ambtenaren van de gemeente.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.3. Het bestemmingsplan "Stampershoek Zuid en Noord" (hierna: het plan) biedt het planologische kader voor de uitbreiding van het bedrijventerrein Stampershoek bij de kern Oostburg. Het plandeel gelegen ten noorden van de N58 (hierna: deelgebied Noord) beslaat ongeveer 8 hectare, waarvan 4,5 hectare netto bedrijventerrein, en betreft de gronden ten noorden van de N58.
2.4. Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan, voor zover het betreft deelgebied Noord. Zij voeren onder meer aan dat het deelgebied Noord beschermingswaardige kwaliteiten bezit die worden aangetast door de aanleg van het bedrijventerrein ter plaatse. Zij stellen in dit verband dat sprake is van strijdigheid met de Nota Ruimte deel 4 (hierna: de Nota Ruimte) en verwijzen ter onderbouwing van hun standpunt onder meer naar het advies van de Provinciale Commissie Omgevingsbeleid (hierna: PCO). Verzoekers beogen te voorkomen dat onomkeerbare gevolgen zullen optreden als gevolg van de inwerkingtreding van het plan.
2.5. Verweerder heeft het deelgebied Noord niet in strijd met het recht of een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het goedgekeurd. Hij stelt zich in navolging van het gemeentebestuur op het standpunt dat de uitbreiding van het bedrijventerrein Stampershoek past binnen het beleid zoals dat is opgenomen in de Nota Ruimte. Volgens het gemeentebestuur worden de in de Nota Ruimte vermelde kernkwaliteiten niet aangetast. Het plangebied betreft volgens het gemeentebestuur een jonge zeekleipolder en er is geen sprake van bijzondere kernkwaliteiten zoals een dekzandgebied. De grootschalige openheid van de polder wordt ter plaatse niet structureel aangetast, onder andere door reeds aanwezige beplanting en de aanwezigheid van het trafostation, aldus het gemeentebestuur.
2.6. Ter zitting is komen vast te staan dat bij de inwerkingtreding van het plan een aanvang wordt gemaakt met het bouwrijp maken van het plangebied en dientengevolge mogelijkerwijs werkzaamheden plaatsvinden die onomkeerbare effecten tot gevolg hebben. Gelet hierop ligt aan het verzoek een spoedeisend belang ten grondslag.
2.7. Vast staat dat het plangebied valt binnen het gebied West Zeeuws-Vlaanderen dat in de Nota Ruimte is aangewezen als nationaal landschap. Volgens de Nota Ruimte zijn nationale landschappen gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van nationale landschappen moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk worden versterkt, aldus de Nota Ruimte. In algemene zin geldt volgens de Nota Ruimte dat binnen nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt ('ja, mits'-regime). Nationale landschappen bieden ruimte voor de aanwezige regionale en lokale bedrijvigheid, aldus de Nota Ruimte. Volgens de Nota Ruimte zijn maatvoering, schaal en ontwerp bepalend voor het behoud van de kwaliteiten van de landschappen, zodat grootschalige bedrijventerreinen niet zijn toegestaan. Waar deze ingrepen redelijkerwijs, vanwege een groot openbaar belang onvermijdelijk zijn, dienen mitigerende en compenserende maatregelen - zoals inpassing en grote aandacht voor ontwerpkwaliteit - te worden getroffen. Volgens de Nota Ruimte moet het begrip 'grootschalig' gerelateerd worden aan de aanwezige kernkwaliteiten en aan het reeds aanwezige verstedelijkingspatroon en het verstedelijkingsvolume. In de Nota Ruimte zijn als kernkwaliteiten van West Zeeuws-Vlaanderen opgenomen het polderpatroon met geulensysteem, de overgang van zandige kust, via kleipolders, naar dekzandgebied, met verschillende mate van openheid en de verdedigingswerken.
2.8. In het advies van de PCO staat ten aanzien van de mogelijke strijdigheid met de Nota Ruimte vermeld dat het deelgebied Noord valt in de categorie grootschalige nieuwlandpolders, die een belangrijke karakteristiek vormen in het landschap van Zeeuws-Vlaanderen. Deze nieuwlandpolders worden volgens de PCO vanwege het open en grootschalige karakter, de typische dijkenstructuur en het agrarische gebruik van de polders gerekend tot de kernkwaliteiten. Het plan voor uitbreiding van het bedrijventerrein Stampershoek Noord is massief van omvang, ligt ver van de bebouwde kom af en steekt relatief ver de open polder in, aldus de PCO. In het advies staat voorts dat de aanwezige elementen van de zuiveringinstallatie, het trafostation en de verschillende agrarische erven veel kleiner van omvang zijn en dat verwezenlijking van het plan betekent dat over een langere lengte het authentieke dijkenpatroon, de Maaidijk die de polder omringt, wordt onderbroken en aangetast. Het aanbrengen van boombeplantingen op het terrein die aansluiten op de dijkbeplantingen van de Maaidijk versterken volgens de PCO zelfs het ongewenst verdichtende karakter.
2.9. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het deelgebied Noord bestaat uit polders die thans in gebruik zijn voor agrarische doeleinden. Gelet op het bestaande landschap alsmede gelet op het advies van de PCO, hebben de stukken en het verhandelde ter zitting bij de Voorzitter onduidelijkheid laten bestaan omtrent de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke dan wel anderszins beschermingswaardige waarden op en nabij het plangebied, voor zover het betreft deelgebied Noord, welke waarden door de aanleg van het bedrijventerrein ter plaatse mogelijkerwijs worden aangetast. Gelet hierop acht de Voorzitter nader onderzoek naar deze waarden aangewezen. In verband hiermee acht de Voorzitter, gelet op de onomkeerbare gevolgen die hangende de behandeling van de zaak in de bodemprocedure kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, voor zover het betreft deelgebied Noord, termen aanwezig om het bestreden besluit in zoverre bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen. Gelet hierop behoeft hetgeen verzoekers overigens hebben aangevoerd geen bespreking.
2.10. Met betrekking tot de verzoeken van [verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 3] is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken. Verweerder dient op na de melden wijze in de proceskosten van [verzoeker sub 2] en [verzoekster sub 2] te worden veroordeeld.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zeeland van 25 april 2006, RMW0604652139/8, voor zover het betreft het plandeel gelegen ten noorden van de N58, aangeduid als deelgebied Noord;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zeeland tot vergoeding van bij [verzoeker sub 2] en [verzoekster sub 2] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 102,87 (zegge: honderdtwee euro en zevenentachtig cent); het dient door de provincie Zeeland aan [verzoeker sub 2] en [verzoekster sub 2] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de provincie Zeeland aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) voor [verzoekers sub 1], € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) voor [verzoeker sub 2] en [verzoekster sub 2] en € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) voor [verzoeker sub 3] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Van Dorst
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2006