ECLI:NL:RVS:2006:AY8519

Raad van State

Datum uitspraak
20 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200510511/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing schadevergoeding door college van burgemeester en wethouders van Dordrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van een verzoek om schadevergoeding door het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht. Het college had op 18 juli 2003 het verzoek van de appellant afgewezen, waarna de appellant bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 19 september 2005 ongegrond verklaard. De rechtbank Dordrecht bevestigde deze beslissing op 9 december 2005, waarna de appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State op 27 december 2005. De gronden van het hoger beroep werden later aangevuld.

De zaak werd behandeld op 17 augustus 2006, waarbij de appellant in persoon verscheen en het college vertegenwoordigd werd door E.M. Pronk, ambtenaar van de gemeente. De appellant stelde dat hij schade had geleden door een besluit van het college van 9 december 1997, waarbij een bouwvergunning was verleend aan Bouw Partners Ontwikkelings- en Bouwmaatschappij B.V. voor het oprichten van woningen. De appellant betoogde dat dit besluit onrechtmatig was, maar de Raad van State oordeelde dat de rechtbank eerder had geoordeeld dat het besluit van 9 december 1997 rechtmatig was, en dat er geen rechtsmiddelen tegen die uitspraak waren aangewend.

De Raad van State concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college het verzoek om schadevergoeding kon afwijzen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 20 september 2006.

Uitspraak

200510511/1.
Datum uitspraak: 20 september 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/1070 van de rechtbank Dordrecht van 9 december 2005 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 18 juli 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht (hierna: het college) een verzoek van appellant om vergoeding van schade afgewezen.
Bij besluit van 19 september 2005 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 december 2005, verzonden op 9 december 2005, heeft de rechtbank Dordrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 23 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 27 december 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 13 januari 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 28 februari 2006 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 augustus 2006, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door E.M. Pronk, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellant stelt schade te hebben geleden als gevolg van het, naar zijn mening onrechtmatige, besluit van 9 december 1997. Bij dit besluit heeft het college aan Bouw Partners Ontwikkelings- en Bouwmaatschappij B.V. bouwvergunning verleend voor het oprichten van acht woningen, waarvan vier met inpandige garage en vier met inpandige berging, op de percelen Koningin Wilhelminastraat 42 t/m 48 en Adriaan van Bleijenburgstraat 53 t/m 59 te Dordrecht.
2.2.    Het betoog van appellant dat de rechtbank heeft miskend dat het besluit van 9 december 1997 onrechtmatig is, slaagt niet. In de uitspraak van 1 september 2000 (AWB 99/285) heeft de rechtbank het beroep tegen de beslissing op bezwaar, waarbij genoemd besluit is gehandhaafd, ongegrond verklaard. Tegen de uitspraak is geen rechtsmiddel aangewend, zodat die in rechte onaantastbaar is. Dit brengt met zich dat van de rechtmatigheid van het besluit van 9 december 1997 moet worden uitgegaan.
De conclusie is dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat het college het verzoek om schadevergoeding heeft kunnen afwijzen.
2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Van Heusden
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2006
163-476.