ECLI:NL:RVS:2006:AY8889

Raad van State

Datum uitspraak
20 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200603866/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Oosting
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Vlietland Noordoost 2005

Op 20 september 2006 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Vlietland Noordoost 2005", vastgesteld door de gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg op 23 augustus 2005. Dit bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van het recreatiegebied "Vlietland", inclusief de bouw van 120 recreatieappartementen, 102 vrijstaande recreatiewoningen, en diverse recreatieve voorzieningen zoals een golfbaan en restaurants. De gemeenteraad had op 11 april 2006 goedkeuring verleend aan het plan, waartegen beroep is ingesteld door onder anderen [verzoeker sub 1] en de vereniging "Vereniging Vrienden van Vlietland". Beide verzoekers vroegen de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak om een voorlopige voorziening te treffen om onomkeerbare gevolgen van het plan te voorkomen.

Tijdens de zitting op 12 september 2006 werd het verzoek behandeld. De verzoekers stelden dat de goedkeuring van het plan onterecht was verleend, onder andere omdat er geen milieueffectrapport was opgesteld en het plan in strijd zou zijn met rijks- en provinciaal beleid. De verweerder, het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verdedigde de goedkeuring en stelde dat de onderzoeken naar flora, fauna en luchtkwaliteit adequaat waren uitgevoerd.

De Voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien er nog geen bouwaanvragen waren ingediend en de projectontwikkelaar had verklaard niet te starten met de uitvoering van het plan voordat er een uitspraak in de bodemprocedure was gedaan. Daarom werden de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 20 september 2006.

Uitspraak

200603866/2.
Datum uitspraak: 20 september 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1.    [verzoeker sub 1], gevestigd te [plaats], gemeente Leidschendam-Voorburg,
2.    de vereniging "Vereniging Vrienden van Vlietland", gevestigd te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg,
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 23 augustus 2005 heeft de gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg het bestemmingsplan "Vlietland Noordoost 2005" vastgesteld.
Bij besluit van 11 april 2006, kenmerk DRM/ARW/05/9646A, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] bij brief van 2 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 6 juni 2006, en de vereniging "Vereniging Vrienden van Vlietland" (hierna: de Vereniging) bij brief van 6 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 7 juni 2006, beroep ingesteld. Bij brief van 2 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 6 juni 2006, heeft [verzoeker sub 1] de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 6 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 7 juni 2006, heeft de Vereniging de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 12 september 2006, waar [verzoeker sub 1], vertegenwoordigd door [directeur], en bijgestaan door mr. P.S. Kamminga, advocaat te Den Haag, de Vereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door ing. J.C. Wassens, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord de gemeenteraad, vertegenwoordigd door S.J.J. Julen en drs. J.M. Legierse, ambtenaren van de gemeente, ir. B. Steinmetz en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Recreatiecentrum Vlietland B.V." (hierna: het Recreatiecentrum), vertegenwoordigd door [directeur].
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.3.    Het plan voorziet in de herontwikkeling van het recreatiegebied "Vlietland" en maakt onder meer de bouw van 120 recreatieappartementen, 102 vrijstaande recreatiewoningen, een gebouw voor indoorrecreatie en vergaderfaciliteiten en drie restaurants mogelijk. Voorts voorziet het plan onder meer in de aanleg van een golfbaan, tennisbanen en een zogenoemd avonturenterrein met horecafaciliteiten.
2.4.    Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte grotendeels goedkeuring heeft verleend aan het plan en beogen met hun verzoeken onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plan te voorkomen. [verzoeker sub 1] voert daartoe aan dat de herontwikkeling van het recreatiegebied de uitbreidingsmogelijkheden van zijn jachthaven ernstig zullen belemmeren. De Vereniging voert onder meer aan dat ten onrechte geen milieueffectrapport is opgesteld ten behoeve van het plan. Daarnaast voert zij aan dat het plan in strijd is met het rijks- en provinciaal beleid terzake en dat de verrichte onderzoeken naar de aanwezige flora en fauna en de luchtkwaliteit onjuist dan wel onvolledig zijn.
2.5.    Verweerder heeft het plan grotendeels goedgekeurd. In zoverre acht hij het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht. Hij is van mening dat het opstellen van een milieueffectrapport in dit geval niet vereist was. Voorts stelt hij zich op het standpunt dat strijd met rijks- en provinciaal beleid zich niet voordoet en dat de verrichte onderzoeken niet zodanige gebreken of leemten in kennis vertonen dat hij zijn besluit hier niet op had mogen baseren.
2.6.    Ter zitting is door de gemeenteraad verklaard dat nog geen bouwaanvragen met betrekking tot de herontwikkeling van het recreatiegebied zijn gedaan. Voorts is door het Recreatiecentrum, de projectontwikkelaar en eigenaar van de betrokken gronden, verklaard dat niet zal worden begonnen met de uitvoering van het plan voordat de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan in de bodemprocedure. Gelet hierop stelt de Voorzitter vast dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5.     Gezien het vorenstaande acht de Voorzitter geen onverwijlde spoed aanwezig als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zodat geen aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoeken dienen te worden afgewezen.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting    w.g. Langeveld
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2006
317-459.