ECLI:NL:RVS:2006:AY9361

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200605400/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • L.F. Egmond
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake horeca-exploitatie en sluitingstijden in Amsterdam

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 september 2006 uitspraak gedaan over verzoeken om voorlopige voorzieningen in het kader van hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de vergunningverlening door de burgemeester van Amsterdam voor de exploitatie van een horecaonderneming met een tijdelijk ongebouwd terras. De vergunning, verleend op 20 en 26 maart 2002, stond een sluitingstijd van 23.00 uur toe en was geldig tot 1 december 2004. De burgemeester had later, op 16 september 2005, een nieuwe vergunning verleend die ook een terras toestond met dezelfde sluitingstijd, maar geldig tot 1 december 2007. Verzoekers sub 1, bewoners van de omgeving, hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, omdat zij van mening zijn dat de exploitatie van het terras na 23.00 uur nadelige gevolgen heeft voor hun woon- en leefklimaat. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak de besluiten van de burgemeester gedeeltelijk vernietigd en een voorlopige voorziening getroffen, waarbij de openingstijden van het terras werden aangepast. De burgemeester en verzoekers sub 1 hebben hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft de verzoeken behandeld op 14 september 2006 en heeft uiteindelijk besloten de door de rechtbank getroffen voorlopige voorziening op te heffen. Tevens werd bepaald dat de burgemeester niet opnieuw op de bezwaren van de wederpartijen hoeft te beslissen totdat de Afdeling op de hoger beroepen heeft beslist. De Voorzitter oordeelde dat de burgemeester niet onredelijk had gehandeld door de sluitingstijd op 23.00 uur te handhaven, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen de exploitatie van de horeca en de bescherming van het woon- en leefklimaat van omwonenden.

Uitspraak

200605400/2.
Datum uitspraak: 25 september 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
1. [verzoekers sub 1], allen wonend te Amsterdam,
2. de burgemeester van Amsterdam,
tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 05/4277 en 05/5498 van de rechtbank Amsterdam van 13 juni 2006 in het geding tussen:
[wederpartijen], beiden wonend te [woonplaats]
en
de burgemeester van Amsterdam.
1.    Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 20 en 26 maart 2002 heeft verzoeker sub 2 (hierna: de burgemeester) aan [wederpartijen], voor zover thans van belang, vergunning verleend voor de exploitatie van een horecaonderneming waarin alcohol wordt verstrekt met een tijdelijk toegestaan ongebouwd terras voor de benedenlokaliteit van het perceel [locatie] te [plaats] met een sluitingstijd van 23.00 uur. De vergunning is geldig tot 1 december 2004; het terras mag alleen gedurende het terrasseizoen van 2002 worden geëxploiteerd.
Bij besluit van 23 februari 2003 heeft de burgemeester aan [wederpartijen] bericht dat zij het terras aan de gevelzijde voor de terrasseizoenen 2003 en 2004 mogen exploiteren. De daarbij behorende openingstijden en afmetingen blijven, zoals vastgesteld in de bij de besluiten van 20 en 26 maart 2002 verleende vergunning.
Bij besluit van 5 augustus 2005 heeft de burgemeester de tegen die besluiten door [wederpartijen] gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij besluit van 16 september 2005 heeft de burgemeester aan [wederpartijen] vergunning verleend voor de exploitatie van een horecaonderneming waarin alcohol wordt verstrekt met een tijdelijk ongebouwd terras aan de gevel met een sluitingstijd van 23.00 uur. De vergunning is geldig tot 1 december 2007.
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft het bezwaarschrift van [wederpartijen] tegen het besluit van 16 september 2005 als beroepschrift in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 13 juni 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft zij voorts de tegen de besluiten van 5 augustus en 16 september 2005 door [wederpartijen] ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd, wat betreft de onderdelen die betrekking hebben op de sluitingstijd van het terras en bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat daarvoor een openingstijd geldt tot uiterlijk 1.00 uur en uiterlijk 2.00 uur in het weekend.
Tegen deze uitspraak hebben de burgemeester bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 juli 2006, en verzoekers sub 1 bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 juli 2006, hoger beroep ingesteld. Verzoekers sub 1 hebben de gronden van het beroep aangevuld bij brief van 3 augustus 2006. Deze brieven zijn aangehecht. Voorts hebben verzoekers sub 1 en de burgemeester de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 14 september 2006, waar verzoekers sub 1, vertegenwoordigd door [gemachtigden], de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. H.C. Esseveldt, ambtenaar in dienst van de gemeente, en voornoemde [wederpartijen] in persoon, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het verzoek van verzoekers sub 1 strekt tot opheffing van de door de rechtbank getroffen voorziening. Dat van de burgemeester heeft geen verdere strekking, dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat verzoeker in afwachting van de uitspraak van de Afdeling op de ingestelde hoger beroepen geen nieuwe beslissingen op bezwaar van [wederpartijen] hoeft te nemen.
2.2.    De rechtbank heeft de besluiten van 5 augustus en 16 september 2005 gedeeltelijk vernietigd, omdat de burgemeester volgens haar niet aannemelijk heeft gemaakt dat door exploitatie van het onderhavige terras tussen 23.00 en 1.00 uur, dan wel 2.00 uur in het weekend, het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting nadelig zal worden beïnvloed.
Verzoekers sub 1 vragen opheffing van de door de rechtbank getroffen voorziening, omdat de openstelling van het terras van [wederpartijen] na 23.00 uur 's avonds naar zij stellen zeer nadelig is voor de omgeving van de inrichting, waarin zij wonen en leven.
Het oordeel van de burgemeester dat in het toepasselijke buurtgericht terrassenbeleid op juiste wijze rekening wordt gehouden met de aantasting van het woon- en leefklimaat door de sluitingstijd van terrassen op 23.00 uur te bepalen, is niet op voorhand kennelijk onredelijk. Niet aannemelijk is voorts dat de Afdeling de aangevallen uitspraak onverkort zal bevestigen. In hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan verder geen aanleiding worden gevonden om op voorhand aan te nemen dat de besluiten van 5 augustus en 16 september  2005, met name waar het de sluitingstijd van het terras betreft, niet in stand zullen blijven. Onder die omstandigheden en gelet op de betrokken belangen, waaronder in het bijzonder dat van verzoekers sub 1 bij bescherming van hun woon- en leefklimaat, ziet de Voorzitter aanleiding de verzoeken op na te melden wijze toe te wijzen.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    heft de door de rechtbank getroffen voorlopige voorziening op;
II.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de burgemeester niet opnieuw op de bezwaren van [wederpartijen] hoeft te beslissen, totdat de Afdeling op de hoger beroepen heeft beslist;
III.    bepaalt dat de Secretaris aan verzoekers sub 1 het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 211,00) terugbetaald, des dat betaling aan [naam een der verzoekers] bevrijdt tegenover de overige verzoekers.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.F. Egmond, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb    w.g. Egmond
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2006
426