ECLI:NL:RVS:2006:AY9363

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200605413/3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • J.H. Roelfsema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake vrijstelling en vergunning voor wandelpad gemeente Leiden

Op 12 oktober 2004 verleende het college van burgemeester en wethouders van Leiden vrijstelling en vergunning voor de aanleg van een wandelpad van de Nachtegaallaan te Leiden naar landgoed Endegeest te Oegstgeest. Dit besluit werd door verzoekers aangevochten, wat leidde tot een ongegrondverklaring van hun bezwaar op 2 augustus 2005. De rechtbank 's-Gravenhage verklaarde op 6 juli 2006 het beroep van verzoekers gegrond en vernietigde het besluit van het college. Hierop hebben verzoekers op 25 juli 2006 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het beroep op 22 augustus 2006 zijn aangevuld. Het college verklaarde op 1 augustus 2006 het bezwaar opnieuw ongegrond. Verzoekers vroegen de rechtbank om een voorlopige voorziening, wat ter behandeling aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State werd doorgezonden. De Voorzitter behandelde het verzoek op 14 september 2006, waarbij zowel het college als de verzoekers vertegenwoordigd waren.

In de overwegingen van de Voorzitter werd geconcludeerd dat er onvoldoende grond was om aan te nemen dat het college onterecht vrijstelling had verleend voor het wandelpad. De rechtbank had de ruimtelijke onderbouwing van de vrijstelling terecht als voldoende beoordeeld. Bovendien was het besluit van 1 augustus 2006, in tegenstelling tot dat van 2 augustus 2005, voorzien van een positief advies van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Gezien deze omstandigheden en de betrokken belangen werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd op 25 september 2006 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200605413/3.
Datum uitspraak: 25 september 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/6855 van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 juli 2006 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Leiden.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 12 oktober 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Leiden (hierna: het college) aan de gemeente Leiden vrijstelling en vergunning verleend voor het aanleggen van een wandelpad van de Nachtegaallaan te Leiden naar landgoed Endegeest te Oegstgeest.
Bij besluit van 2 augustus 2005 heeft het college, voor zover thans van belang, het door verzoekers daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 juli 2006, verzonden op 7 juli 2006, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 juli 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 22 augustus 2006.
Bij besluit van 1 augustus 2006 heeft het college het gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij brief, bij de rechtbank ingekomen op 24 augustus 2006, hebben verzoekers de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is ter behandeling aan de Afdeling doorgezonden.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 september 2006, waar het college, vertegenwoordigd door mr. K. van Driel, ambtenaar in dienst van de gemeente, en verzoekers, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen. Voorts is daar de gemeente Leiden, vertegenwoordigd door N.A. van Beest, ambtenaar in dienst van de gemeente, verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    In hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht is onvoldoende grond te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat uiteindelijk zal blijken dat het college geen vrijstelling voor het aanleggen van het wandelpad mocht verlenen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de rechtbank de ruimtelijke onderbouwing van de vrijstelling naar voorlopig oordeel terecht niet ontoereikend heeft bevonden. Voorts is van belang dat aan het besluit van 1 augustus 2006, anders dan aan het besluit van 2 augustus 2005, mede een positief advies van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg ten grondslag ligt.
2.2.    Onder die omstandigheden en gelet op de betrokken belangen bestaat geen aanleiding voor het treffen van de gevraagde voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.4.     Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb    w.g. Roelfsema
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2006
444.