ECLI:NL:RVS:2006:AY9367

Raad van State

Datum uitspraak
26 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200605833/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • F.W.M. Kooijman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Slagharen Rondweg en voorlopige voorziening

Op 20 oktober 2005 heeft de raad van de gemeente Hardenberg het bestemmingsplan "Slagharen Rondweg" vastgesteld, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders. Dit besluit werd door de gemeenteraad goedgekeurd, maar de goedkeuring werd pas op 13 juni 2006 bekendgemaakt. Verzoekers hebben op 8 augustus 2006 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 14 september 2006 behandeld.

De Voorzitter overweegt dat het besluit van de raad van de gemeente Hardenberg van rechtswege goedgekeurd is, omdat de goedkeuring niet tijdig is bekendgemaakt. Dit betekent dat het bestemmingsplan van rechtswege is goedgekeurd, wat de Voorzitter in zijn oordeel meeneemt. De verzoekers stellen dat de goedkeuring van het plan onterecht is verleend, omdat het plan in strijd zou zijn met provinciaal beleid en omdat de noodzaak van de rondweg niet voldoende is aangetoond. Ze wijzen ook op mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en de leefomgeving.

De Voorzitter concludeert dat de bezwaren van de verzoekers niet voldoende onderbouwd zijn om de goedkeuring van het bestemmingsplan te schorsen. De Voorzitter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen ernstige bezwaren zijn aangetoond die de goedkeuring van het bestemmingsplan in twijfel trekken. De beslissing van de Voorzitter is niet bindend voor de bodemprocedure, maar geeft wel aan dat het beroep in de hoofdzaak waarschijnlijk gegrond zal zijn. De Voorzitter merkt op dat de belangen van de verzoekers niet zwaarder wegen dan de noodzaak van de rondweg, en dat de procedurele bezwaren niet leiden tot schorsing van het besluit.

Uitspraak

200605833/2.
Datum uitspraak: 26 september 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2005 heeft de raad van de gemeente Hardenberg, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 september 2005, zoals gewijzigd op 4 oktober 2005, het bestemmingsplan "Slagharen Rondweg" vastgesteld.
Bij besluit van 13 juni 2006, kenmerk RWB/2005/3667, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 8 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 9 augustus 2006, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 september 2006, waar verzoekers bij monde van [gemachtigden], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. Haan, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Hardenberg, vertegenwoordigd door L. Zandman, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.3.    De Voorzitter overweegt ten aanzien van het bestreden besluit van verweerder het volgende.
Behoudens in het geval als bedoeld in artikel 28, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) en in het geval dat geen bedenkingen zijn ingediend tegen het vastgestelde plan, welke gevallen zich hier niet voordoen, wordt ingevolge artikel 10:31, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang met artikel 28, tweede lid, van de WRO, een besluit tot goedkeuring geacht te zijn genomen, indien binnen zes maanden na afloop van de termijn van terinzageligging van het vastgestelde plan geen besluit omtrent goedkeuring is bekendgemaakt aan het bestuursorgaan dat het aan goedkeuring onderworpen besluit heeft genomen. Ingevolge artikel 10:29, tweede lid, van de Awb kan de goedkeuring niet worden ingetrokken.
Blijkens de stukken liep de wettelijke termijn van terinzageligging van het vastgestelde plan af op 7 december 2005. De omstandigheid dat in de publicaties is vermeld dat het vastgestelde plan gedurende zes weken ter inzage heeft gelegen, derhalve van 10 november 2005 tot en met 21 december 2005, maakt dit niet anders, aangezien een terinzagelegging gedurende een langere termijn geen invloed heeft op de termijn als bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de WRO. Derhalve eindigde bedoelde termijn voor bekendmaking van het besluit omtrent goedkeuring van dit plan op 7 juni 2006. Het besluit van verweerder, waarbij goedkeuring is verleend aan het plan, is evenwel eerst op 13 juni 2006 genomen en eerst op 19 juni 2006 aan de gemeenteraad van Hardenberg bekendgemaakt.
Gelet hierop is ingevolge artikel 10:31, vierde lid, van de Awb in samenhang met artikel 28, tweede lid, van de WRO het plan van rechtswege goedgekeurd. Nu het plan van rechtswege is goedgekeurd, is de Voorzitter van oordeel dat verweerder door dit bij zijn besluit van 13 juni 2006 te vervangen, hetgeen de facto neerkomt op een intrekking van de goedkeuring van rechtswege, in strijd met het bepaalde in artikel 10:29, tweede lid, van de Awb heeft gehandeld. De Voorzitter verwacht daarom dat het beroep in de hoofdzaak gegrond zal worden verklaard, dat het besluit van 13 juni 2006 door de Afdeling zal worden vernietigd en dat vervolgens het beroep zal worden geacht mede te zijn gericht tegen de goedkeuring van rechtswege. De Afdeling kan in de hoofdzaak slechts tot vernietiging van het goedkeuringsbesluit van rechtswege overgaan, indien moet worden geoordeeld dat het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening had moeten worden geacht, dan wel dat het recht anderszins onjuist is toegepast.
Gelet op het vorenstaande zal de Voorzitter, in het licht van de vraag of verwacht kan worden dat de goedkeuring van rechtswege in de hoofdzaak in stand zal blijven, beoordelen of hetgeen verzoekers aanvoeren dient te leiden tot schorsing van het bestreden besluit van 13 juni 2006 aangezien dit besluit, indien het verzoek wordt afgewezen, in werking zal treden en onomkeerbare gevolgen met zich kan brengen.
2.4.    Het plan voorziet in de aanleg van een rondweg aan de westelijke zijde van Slagharen, die een verbinding tot stand brengt tussen de Coevorderweg (N377) en de Herenstraat (N852). Daarmee wordt beoogd het doorgaande verkeer tussen Hardenberg en Hoogeveen, dat thans gebruik maakt van het zuidoostelijke gedeelte van de Herenstraat in het centrum van Slagharen, hieruit te weren. Na uitvoering van het plan wordt dit deel van de Herenstraat, waaraan woningen en winkels liggen, heringericht als verblijfsgebied.
2.5.    Verzoekers stellen dat aan het plan ten onrechte goedkeuring is verleend en beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen.
Hiertoe voeren zij aan dat het bestemmingsplan haaks staat op het provinciale beleid en dat het nut en de noodzaak van de weg niet dan wel zeer beperkt aanwezig zijn. Volgens verzoekers is de rondweg niet nodig voor het ontlasten van de Herenstraat, maar voor het ontsluiten van een toekomstige, nieuwe woonwijk op de locatie Moeshoek. Verder wordt naar de mening van verzoekers het woongenot van bewoners van woningen in de omgeving aangetast, zal de geluidbelasting van deze woningen vanwege de weg toenemen en zullen verkeersonveilige situaties op de rondweg ontstaan ter plaatse van de aansluitingen van de aanliggende percelen.
Voorts hebben verzoekers ernstige bezwaren tegen het kappen van waardevolle bomen, waaronder enkele eikenbomen, ten gevolge van de aanleg van de nieuwe weg. In dit verband betogen verzoekers dat kaart KV01-01, waarop staat aangegeven welke bomen dienen te worden gekapt, deel uitmaakt van het plan. Zij vinden dat het gemeentebestuur de notitie die gaat over de inspraakmogelijkheden met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden voor de aanleg van de nieuwe weg en over de hoeveelheid en de plaats van de te kappen bomen, ten onrechte niet met het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Tevens vinden verzoekers dat het plan in strijd is met artikel 15 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (hierna: BRO), omdat het dwarsprofiel van de rondweg geen bindende betekenis heeft gekregen in de planvoorschriften. Tot slot voeren verzoekers aan dat ten onrechte geen dan wel onvoldoende onderzoek heeft plaatsgevonden naar alternatieven voor de voorziene weg, waaronder een beperkte verschuiving van het tracé van de weg in westelijke richting.
2.6.    Over de bezwaren van verzoekers overweegt de Voorzitter het volgende.
2.6.1.    Ten aanzien van het bezwaar van verzoekers dat het gemeentebestuur heeft nagelaten bedoelde notitie gelijktijdig met het ontwerp van het plan ter inzage te leggen, is de Voorzitter van oordeel dat hierin onvoldoende aanleiding kan worden gevonden het besluit tot goedkeuring te schorsen, omdat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij hierdoor in hun belangen zijn geschaad.
2.6.2.    Het plan dat in de aanleg van de rondweg voorziet, is gebaseerd op het Structuurplan Slagharen-West, dat op 24 april 2003 is vastgesteld. In dit structuurplan en in de toelichting op het voorliggende bestemmingsplan is een uiteenzetting gegeven over nut en noodzaak van de nieuwe weg. Naar voorlopig oordeel van de Voorzitter zijn nut en noodzaak van de nieuwe rondweg voldoende onderbouwd. Daar komt bij dat verzoekers hun stelling dat de nieuwe weg niet nodig is om het doorgaande autoverkeer uit de Herenstraat te weren, maar hiermee een ander doel wordt beoogd, te weten de ontsluiting van het toekomstige nieuwe woongebied Moeshoek, niet aannemelijk hebben gemaakt. Ook is niet gebleken dat het plan in strijd zou zijn met het geldende streekplan Overijssel 2000+ of enig ander provinciaal beleidsdocument.
2.6.3.    Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat voor de aanleg van de nieuwe weg ongeveer 38 bomen dienen te worden gekapt. Dit kan worden opgemaakt uit kaart KV01-01. Deze kaart maakt, gelet op artikel 12, eerste lid, van het BRO geen deel uit van het voorliggende plan en behoeft, gelet op artikel 28, eerste lid, van de WRO, derhalve ook geen goedkeuring. Deze kaart heeft daarom slechts indicatieve betekenis.
Op voorhand is de Voorzitter van oordeel dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat het belang dat met de in het plan voorziene weg wordt gediend, in redelijkheid geen overwegende betekenis kan worden toegekend tegenover het belang deze bomen te behouden. Hierbij heeft de Voorzitter in aanmerking genomen dat het tracé van de nieuwe weg zodanig is gekozen dat - naar uit evenbedoelde kaart blijkt - diverse bomen gehandhaafd kunnen blijven en dat het in de bedoeling van het gemeentebestuur ligt dat een tiental nieuwe bomen wordt aangeplant.
2.6.4.    Verder hebben naar het oordeel van de Voorzitter verzoekers niet aannemelijk gemaakt dat het verkeer op de voorziene rondweg uit milieuhygiënisch oogpunt ernstige hinder of overlast zal veroorzaken of anderszins het woongenot van bewoners in de omgeving ernstig zal aantasten. Er zijn ook geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de verkeersveiligheid op de nieuwe rondweg onvoldoende kan worden gewaarborgd.
2.6.5.    Voorts overweegt de Voorzitter dat op de plankaart van het voorliggende bestemmingsplan weliswaar geen dwarsprofiel van de nieuwe weg staat aangegeven, doch in artikel 3, eerste lid, laatste volzin, van de planvoorschriften is bepaald dat de nieuwe weg uit maximaal twee rijstroken mag bestaan. Hiermee is voldaan aan artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van het BRO.
2.6.6.    Tot slot merkt de Voorzitter op dat het vaste jurisprudentie van de Afdeling is dat het bestaan van alternatieven op zichzelf geen grond kan vormen voor het onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan. Het karakter van de besluitvorming omtrent de goedkeuring brengt immers mee dat alternatieven daarbij in beginsel eerst aan de orde behoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet. De Voorzitter is, gelet op het vorenstaande, niet gebleken dat deze situatie zich in dit geval voordoet.
2.7.    Nu ook in de overige door verzoekers aangevoerde bezwaren geen aanleiding kan worden gevonden een voorlopige voorziening te treffen, dient het verzoek hiertoe te worden afgewezen.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra    w.g. Kooijman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2006
177.