ECLI:NL:RVS:2006:AY9384

Raad van State

Datum uitspraak
27 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200602043/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Vlasblom
  • J.H. Roelfsema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor project 'De Marel' te Hillegom

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een bouwvergunning die is verleend door het college van burgemeester en wethouders van Hillegom aan de commanditaire vennootschap Ontwikkelingscombinatie Treslong C.V. voor het bouwen van 88 woningen in het project 'De Marel'. Het college verleende op 24 juni 2005 vrijstelling en bouwvergunning voor de eerste fase van het project. Na bezwaren van omwonenden heeft het college op 25 november 2005 deze bezwaren ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage heeft op 15 februari 2006 de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. Hierop hebben verzoekers, waaronder verzoeker sub 1 en verzoeker sub 2, hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 20 september 2006. De verzoekers waren in persoon aanwezig, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat, en ambtenaren van de gemeente. Ook de vertegenwoordiger van Treslong was aanwezig. De Voorzitter heeft in zijn oordeel de belangen van de vergunninghoudster en de toekomstige bewoners afgewogen tegen de belangen van de omwonenden. Hij heeft vastgesteld dat het bouwplan past binnen de in het streekplan opgenomen contouren en dat de nadere motivering van het college voldoende is om de vrijstelling en bouwvergunning te rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening, en heeft hij de verzoeken afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 september 2006.

Uitspraak

200602043/2.
Datum uitspraak: 27 september 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken van [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker A], allen wonend te [woonplaats], om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
1.    [verzoeker sub 1],
2.    [verzoeker sub 2],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/9608, 05/9558, 05/9540, 05/9606, 06/647 en 06/721 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 15 februari 2006 in het geding tussen:
verzoekers, [wederpartij A] en [wederpartij B], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Hillegom.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hillegom (hierna: het college) aan de commanditaire vennootschap Ontwikkelingscombinatie Treslong C.V. (hierna: Treslong) vrijstelling en bouwvergunning eerste fase verleend voor het bouwen van 88 woningen in het project "De Marel" te Hillegom.
Bij besluit van 25 november 2005 heeft het college de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 februari 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, de daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak hebben onder meer verzoeker sub 1 bij brief van 13 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 14 maart 2006, verzoeker sub 2 bij brief van 23 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 24 maart 2006, hoger beroep ingesteld. Verzoeker sub 1 heeft de gronden aangevuld bij brief van 24 maart 2006.
Bij besluit van 25 juli 2006 heeft het college de gemaakte bezwaren gegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten onder verbetering van de motivering daarvan.
Bij brief van 7 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoeker sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 31 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 1 september 2006, heeft verzoeker sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 1 september 2006, bij de rechtbank 's-Gravenhage ingekomen op 4 september 2006, heeft [verzoeker A] verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is ter behandeling aan de Afdeling doorgezonden.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 20 september 2006, waar verzoekers in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat te Haarlem, en drs. N.L.J.M. van Hattum en E. Kotvis, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Tevens is verschenen ing. N.R. Ytema, medewerker van Tauw Amsterdam.
Voorts is verschenen Treslong, vertegenwoordigd door mr. D.M. de Bruin, advocaat te Baarn en [directeur].
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Bij de beoordeling van de verzoeken heeft de Voorzitter in aanmerking genomen dat het bouwplan past binnen de in het streekplan opgenomen zogeheten rode contouren, waarbinnen woningbouw is toegestaan. Voorts acht de Voorzitter daarbij van belang de aan het besluit van 25 juli 2006 ten grondslag gelegde nadere motivering en aanvullende rapporten, onder meer ten aanzien van de effecten van het bouwplan op de luchtkwaliteit en op de flora en fauna en ten aanzien van de ter plaatse rustende erfdienstbaarheden, waarin gemotiveerd op de bezwaren ten aanzien van deze aspecten is ingegaan. Weliswaar is deze nadere motivering en zijn deze rapporten op onderdelen aangevochten, doch in hetgeen verzoekers daarbij naar voren hebben gebracht is onvoldoende grond te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat uiteindelijk zal blijken dat het college geen vrijstelling en bouwvergunning voor het project "De Marel" mocht verlenen.
2.3.    Voorts heeft de Voorzitter in aanmerking genomen de betrokken belangen, waaronder enerzijds het algemeen belang dat is gemoeid met de realisatie van huisvestiging en het belang van de vergunninghoudster en de toekomstige bewoners om op korte termijn een aanvang te maken met de bouw van de woningen, en anderzijds de belangen van de omwonenden. Daarbij is in acht genomen dat de kwaliteit van de woonomgeving is verbeterd door de met het bouwplan onlosmakelijk verbonden, reeds gerealiseerde sloop van het partycentrum, het kantorencomplex en de sporthal, dat het speelveld en de vijver gedeeltelijk zullen blijven bestaan, dat de ecologische kwaliteit van de vijver zal worden verbeterd en dat zoveel mogelijk groen gespaard zal worden.
2.4.    Gelet op het vorenoverwogene ziet de Voorzitter thans geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De verzoeken dienen te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom    w.g. Roelfsema
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 september 2006
444.