ECLI:NL:RVS:2006:AY9385

Raad van State

Datum uitspraak
27 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200606481/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • P.A. de Vink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van bestuursdwang op party- en conferentiecentrum Ardella wegens overtreding van milieuregels

In deze zaak heeft de Raad van State op 27 september 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van de besloten vennootschap Ardella B.V., gelegen aan de Groenestraat 6a te Oosterhout (Gld.). De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe, dat op 14 maart 2006 bestuursdwang heeft toegepast op het party- en conferentiecentrum Ardella. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een overtreding van voorschrift 1.1.1 van het Besluit horeca-, sport- en recreactie-inrichtingen milieubeheer. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 15 september 2006 ter zitting is behandeld.

Tijdens de zitting is verzoekster vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.A. Sarolea, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door mr. D.R. Sonneveldt, mr. M. Wasser en T.J.P. Polman. Daarnaast was er een derde partij aanwezig, vertegenwoordigd door mr. A.A.M. van der Aa en M.W. Greveling. Verzoekster voerde aan dat er gewijzigde omstandigheden waren ten opzichte van een eerder verzoek om voorlopige voorziening, dat op 16 augustus 2006 was afgewezen. Zij had maatregelen getroffen, zoals het terugplaatsen van de hoofdingang en het verlagen van het geluidniveau.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft echter geoordeeld dat de door verzoekster genomen maatregelen niet voldoende waren om aan te tonen dat de geluidgrenswaarden niet zouden worden overschreden. De Voorzitter heeft de eerdere uitspraak bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 september 2006.

Uitspraak

200606481/1.
Datum uitspraak: 27 september 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Ardella B.V.", gevestigd te Oosterhout, gemeente Overbetuwe,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 14 maart 2006 heeft verweerder beslist bestuursdwang als geregeld in artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen met betrekking tot het party- en conferentiecentrum Ardella, gelegen aan de Groenestraat 6a te Oosterhout (Gld.), wegens overtreding van voorschrift 1.1.1 van de bijlage bij het Besluit horeca-, sport- en recreactie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit).
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 31 augustus 2006, bij de Raad van State op dezelfde dag per fax ingekomen, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 september 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. H.A. Sarolea, advocaat te Amsterdam, en [mede-eigenaar] en verweerder, vertegenwoordigd door mr. D.R. Sonneveldt, advocaat te Arnhem, mr. M. Wasser en T.J.P. Polman, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is [partij], vertegenwoordigd door mr. A.A.M. van der Aa en M.W. Greveling, als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Verzoekster heeft reeds eerder een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ingediend ten aanzien van het onderhavige bestreden besluit. Dit verzoek is door de Voorzitter bij uitspraak van 16 augustus 2006, no.
200604439/1, afgewezen.
2.2.    Verzoekster voert aan dat sprake is van gewijzigde omstandigheden in vergelijking met de situatie ten tijde van de voornoemde uitspraak. Zij heeft sindsdien een aantal maatregelen getroffen, te weten het terugplaatsen van de hoofdingang van de inrichting naar de achterzijde (in de richting van de recreatiewoningen), het lager afstellen van de geluidbegrenzer naar een geluidniveau van 90 dB(A) en het zeer strikt toezien op de naleving van de afspraak dat live-muziek om 23.00 uur beëindigd moet zijn. Verder heeft verzoekster kritiek op de door verweerder uitgevoerde geluidmetingen van 26 augustus 2006, naar aanleiding waarvan verweerder is overgegaan tot uitvoering van het besluit tot toepassing van bestuursdwang.
2.3.    Bij voornoemde uitspraak van 16 augustus 2006 is gemotiveerd uiteengezet dat het besluit van verweerder van 14 maart 2006 ten tijde van het nemen daarvan, naar het voorlopig oordeel van de Voorzitter rechtmatig was. De Voorzitter ziet, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, geen aanleiding om thans een ander standpunt in te nemen en verwijst voor de motivering van dat standpunt naar genoemde uitspraak.
Voorts is, daargelaten de vraag of de kritiek van verzoekster op de geluidmetingen van 26 augustus 2006 terecht is, reeds omdat blijkens de beoordelingsverslagen daarvan niet is gemeten bij alle relevante woningen, onvoldoende komen vast te staan dat de door verzoekster genomen maatregelen tot gevolg hebben dat de geluidgrenswaarden uit het Besluit bij geen van de in de nabijheid van de inrichting gelegen door de Voorzitter genoemde woningen worden overschreden. Daarom kan hier in het midden blijven of de recreatiewoningen geluidgevoelige objecten zijn.
2.4.    Gelet op het vorenstaande wijst de Voorzitter, bij afweging van de betrokken belangen, het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt    w.g. De Vink
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 september 2006
154-493.