200506665/1.
Datum uitspraak: 4 oktober 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 05/105 van de rechtbank Leeuwarden van 31 mei 2005 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel.
Bij vier afzonderlijke besluiten van 28 december 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel (hierna: het college) de aanvragen van appellant, genummerd respectievelijk 449/2004, 468/2004, 469/2004 en 470/2004, om bouwvergunning voor het plaatsen van een windturbine op het perceel [locatie] te [plaats], buiten behandeling gesteld.
Bij brief van 24 januari 2005 heeft het college het daartegen gerichte bezwaarschrift van appellant overeenkomstig diens verzoek met toepassing van artikel 7:1a, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) doorgezonden aan de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) ter behandeling als beroepschrift.
Bij uitspraak van 31 mei 2005, verzonden op 20 juni 2005, heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 29 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 22 november 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 juni 2006, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. R.C.M. Kamsma, advocaat te Leeuwarden, en het college, vertegenwoordigd door D. Keegstra, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
De Afdeling heeft de zaak aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen in onderling overleg tot een beëindiging van het geschil te komen. Bij brief van 3 augustus 2006 is namens appellant aan de Afdeling meegedeeld dat er geen aanleiding meer bestaat tot aanhouding en is verzocht uitspraak te doen.
2.1. Appellant keert zich tegen het oordeel van de rechtbank dat het college de bouwaanvragen terecht buiten behandeling heeft gesteld. Volgens hem heeft de rechtbank miskend dat het college meer gegevens heeft verlangd dan op grond van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (hierna: Biab) mogelijk is, door bij de aanvragen akoestische gegevens te verlangen omtrent de geluidsproductie van de windturbines.
2.1.1. Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan een aanvraag niet in behandeling nemen indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.
Ingevolge artikel 47 van de Woningwet kan van de in artikel 4:5 van de Awb geregelde bevoegdheid om de aanvraag wegens onvolledigheid niet te behandelen, slechts gebruik worden gemaakt indien de aanvrager binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen en bedraagt de door het college van burgemeester en wethouders ingevolge dat artikel te stellen termijn ten hoogste vier weken.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, onder a, van het Biab, zoals dat destijds gold, verstrekt de aanvrager bij een aanvraag om een reguliere bouwvergunning de gegevens en bescheiden, bedoeld in de paragrafen 1.1 en 1.2 van hoofdstuk 1 van de bij dit besluit behorende bijlage, voor zover die gegevens en bescheiden naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig zijn om aannemelijk te maken dat het desbetreffende bouwen voldoet aan bij of krachtens de wet voor dat bouwwerk geldende eisen.
Ingevolge paragraaf 1.2.6, onder g, van het Biab, zoals dat destijds gold, behoren hiertoe mede de gegevens en bescheiden samenhangend met een eventueel benodigde vrijstelling van het bestemmingsplan.
2.1.2. Ingevolge artikel 2, eerste lid, sub f, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied, gemeente Oostdongeradeel", voor zover thans van belang, mogen op de in het plangebied begrepen gronden windmolens worden opgericht, met dien verstande dat:
4. de door de windmolens veroorzaakte geluidsbelasting op de gevel van aangrenzende woningen - dienstwoningen uitgezonderd - niet meer mag bedragen dan 50 dB(A).
2.1.3. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet, mag een bouwvergunning slechts en moet deze worden geweigerd indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
Ingevolge artikel 46, derde lid, tweede volzin, van de Woningwet wordt een aanvraag om bouwvergunning die slechts kan worden ingewilligd na vrijstelling als bedoeld in de artikelen 15, 17 of 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, geacht mede een verzoek om zodanige vrijstelling in te houden.
2.1.4. Bij brief van 18 november 2004 heeft het college appellant bericht dat bij de bouwaanvragen niet alle voorgeschreven gegevens en bescheiden zijn overgelegd en heeft het, voor zover thans van belang, verzocht om akoestische gegevens met betrekking tot die bouwaanvragen.
2.1.5. Aangezien het bestemmingsplan voor het perceel uitsluitend voorziet in de bouw van een windturbine die een maximum geluidsbelasting van 50 dB(A) op de gevels van omliggende woningen meebrengt, dient over akoestische gegevens omtrent de geluidsproductie van de te bouwen windturbine te worden beschikt om te kunnen beoordelen of de in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet vermelde weigeringsgrond zich voordoet en de daarom eventueel voor het bouwplan benodigde vrijstelling van het bestemmingsplan verleend kan worden. Deze gegevens kunnen dan ook worden aangemerkt als de in paragraaf 1.2.6, onder g, van het Biab, bedoelde gegevens en bescheiden samenhangend met een eventueel benodigde vrijstelling.
Gelet op het karakter van deze gegevens heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het op de weg van appellant ligt deze te verstrekken.
2.1.6. Bij gebrek aan de vorenbedoelde akoestische gegevens heeft het college zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet over voldoende gegevens werd beschikt om aannemelijk te maken dat het desbetreffende bouwen voldoet aan bij of krachtens de wet voor dat bouwwerk geldende eisen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, anders dan appellant heeft betoogd, niet aannemelijk is geworden dat bij appellant de in rechte te honoreren verwachting is gewekt dat bij het indienen van de bouwaanvragen geen akoestische gegevens zouden worden verlangd.
2.1.7. De rechtbank is dan ook terecht tot het oordeel gekomen dat het college de aanvragen met toepassing van de artikelen 4:5 van de Awb en 47 van de Woningwet, buiten behandeling heeft kunnen stellen.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. G.J. van Muijen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Klein Nulent
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2006