200601246/1.
Datum uitspraak: 11 oktober 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de raad van de gemeente Hoorn,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05-1572 van de rechtbank Haarlem van 9 januari 2006 in het geding tussen:
de Commissie administratief beroep (Wegenwet) van de provincie Noord-Holland (thans: het college van gedeputeerde staten van
Noord-Holland).
Bij besluit van 17 maart 2004 heeft appellant (hierna: de raad) een verzoek van [verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna: verzoekers) om het in die gemeente gelegen Arminiaanse Glop (hierna: het steegje) aan het openbaar verkeer te onttrekken afgewezen.
Bij besluit van 2 maart 2005 heeft de Commissie administratief beroep (Wegenwet) van de provincie Noord-Holland (hierna: de commissie) het daartegen door [verzoekers] ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het steegje aan het openbaar verkeer onttrokken.
Bij uitspraak van 9 januari 2006, verzonden op 13 januari 2006, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door de raad ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de raad bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 februari 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Daartoe door de Afdeling in de gelegenheid gesteld, hebben [verzoekers] op 27 maart 2006 een memorie ingediend.
Bij brief van 3 mei 2006 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: gedeputeerde staten), sinds 14 maart 2005 ter zake bevoegd, van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2006, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. L.A.A. van Wakeren, ambtenaar in dienst van de gemeente Hoorn, gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door mr. F.W.J. van der Steen, advocaat te Den Haag, en [verzoekers] in persoon, bijgestaan door mr. W.J.M. Loomans, advocaat te Hoorn, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet, voor zover thans van belang, kan een weg aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van de raad van de gemeente, waarin de weg is gelegen.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, voor zover thans van belang, heeft iedere belanghebbende bij een weg het recht aan de raad van de gemeente, waarin de weg is gelegen, ten opzichte van die weg toepassing van artikel 9 te verzoeken.
Ingevolge het vierde lid, zoals deze bepaling luidde ten tijde hier van belang, staat, indien de raad weigert aan het verzoek te voldoen, beroep op gedeputeerde staten open.
2.2. De raad klaagt dat de rechtbank heeft miskend dat de commissie zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van zodanige overlast in het steegje, dat met de onttrekking ervan aan het openbaar verkeer een zwaarwegend belang is gediend. Voorts kan, aangezien de gemeente Hoorn als eigenaresse van het steegje dat niet wenst af te sluiten, de onttrekking niet het door [verzoekers] daarmee beoogde resultaat hebben, aldus de raad.
2.3. Dit betoog slaagt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 1 februari 2006 in zaak no.
200503592/1), is met de openbare toegankelijkheid van wegen in beginsel het algemeen belang gediend. Om aan zwaarwegende particuliere belangen tegemoet te komen kan een weg aan het openbaar verkeer worden ontrokken. De door [verzoekers] gestelde belangen betreffen hun privacy, de bescherming van hun eigendommen, de veiligheid en de speelvrijheid van hun kinderen. De commissie heeft aan deze belangen in verband met de overlast in het steegje doorslaggevend gewicht toegekend.
Uit de stukken, waaronder de door [verzoekers] overgelegde foto's en de correspondentie tussen [verzoeker A] en de politie en gemeente naar aanleiding van de door [verzoeker A] gestelde overlast, blijkt niet van zodanig ernstige overlast, dat deze de onttrekking van het steegje aan de openbaarheid nodig maakt. Volgens het rapport van de politie Noord-Holland noord van 29 oktober 2003 is geen sprake van overlast die afsluiting van het steegje noodzakelijk maakt. De overgelegde foto's tonen geen overlast die zich - hoe bezwaarlijk ook - niet in elke straat voor kan doen. Bovendien heeft de raad zich met recht op het standpunt gesteld dat de onttrekking geen geschikt middel is om de gestelde overlast te voorkomen, nu de gemeente als eigenaresse ervan het steegje niet wenst af te sluiten of in te stemmen met afsluiting door de bewoners.
Evenmin kan de commissie worden gevolgd, waar zij overweegt dat het algemeen belang van openbaarheid van het steegje zich niet tegen onttrekking aan het openbaar verkeer verzet, nu de raad de toegankelijkheid van het steegje voor het publiek van belang acht voor het behoud van het karakter van de historische binnenstad en bovendien geenszins valt uit te sluiten dat de aan de Gouw te bouwen woningen mede via het steegje zullen worden ontsloten.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het inleidende beroep bij de rechtbank gegrond verklaren en het besluit van de commissie van 2 maart 2005 vernietigen wegens ontoereikendheid van de er aan ten grondslag gelegde motivering. Nu er, zoals uit het vorengaande blijkt, geen sprake is van doorslaggevende particuliere belangen bij onttrekking van het steegje aan het openbaar verkeer, zal de Afdeling het administratief beroep van [verzoekers], zelf in de zaak voorziend, ongegrond verklaren en bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het in administratief beroep genomen besluit.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 9 januari 2006 in zaak nr. AWB 05-1572;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de Commissie administratief beroep (Wegenwet) van de provincie Noord-Holland van 2 maart 2005, 2004-32079;
V. verklaart het administratieve beroep van [verzoekers] tegen het besluit van de raad van de gemeente Hoorn van 17 maart 2004 nr. 04.01388 ongegrond;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
VII. gelast dat de provincie Noord-Holland aan de gemeente Hoorn het door deze voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 690,00 (zegge: zeshonderdnegentig euro) vergoedt;.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. De Leeuw-van Zanten
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2006