ECLI:NL:RVS:2006:AZ0327

Raad van State

Datum uitspraak
12 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200606612/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Vlasblom
  • J. Willems
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunningen voor appartementengebouwen in Koudekerke

Op 12 oktober 2006 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bouwvergunningen voor appartementengebouwen op de percelen Dishoekseweg 8 en Drie Turkenlaan 11 te Koudekerke. Het college van burgemeester en wethouders van Veere had op 13 oktober 2005 bouwvergunningen eerste fase verleend, maar deze werden later herroepen na bezwaren van [wederpartij] en anderen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg verklaarde op 25 augustus 2006 het beroep van [wederpartij] gegrond en schorste de eerder verleende bouwvergunningen. Hierop heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. K.M. Moeliker, een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend bij de Raad van State.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 3 oktober 2006 behandeld. De Voorzitter oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht had vastgesteld dat de bouwplannen in strijd waren met het bestemmingsplan "Dishoek", dat enkel meergezinshuizen met twee bouwlagen toestond. De geplande gebouwen zouden een derde bouwlaag bevatten, wat niet in overeenstemming was met de bestemmingsvoorschriften. De Voorzitter concludeerde dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de belangen van de betrokken partijen in overweging waren genomen.

De beslissing van de Voorzitter was niet bindend voor de bodemprocedure, maar gaf wel aan dat de bouwplannen niet konden doorgaan totdat er een definitieve uitspraak was gedaan. De Voorzitter wees het verzoek af en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 12 oktober 2006.

Uitspraak

200606612/2.
Datum uitspraak: 12 oktober 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van onder meer:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/899 e.a. van de rechtbank Middelburg van 25 augustus 2006 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Veere.
1.    Procesverloop
Bij besluiten van 13 oktober 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veere (hierna: het college) aan verzoekster bouwvergunningen eerste fase verleend voor een appartementengebouw op het perceel Dishoekseweg 8 te Koudekerke alsmede voor een appartementengebouw op het perceel Drie Turkenlaan 11 te Koudekerke (hierna: de percelen).
Bij afzonderlijke besluiten, verzonden op 27 april 2006, heeft het college de door [wederpartij] en anderen daartegen gemaakte bezwaren gegrond verklaard, de besluiten van 13 oktober 2005 herroepen en gewijzigde bouwvergunningen eerste fase verleend voor appartementengebouwen op beide percelen.
Bij uitspraak van 25 augustus 2006, verzonden op 31 augustus 2006, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover hier van belang, het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten van 27 april 2006 vernietigd en de voorlopige voorziening getroffen dat de op 13 oktober 2005 verleende bouwvergunningen eerste fase worden geschorst totdat opnieuw op de bezwaren is beslist
Tegen deze uitspraak hebben verzoekster bij brief van 5 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 7 september 2006, en het college bij brief van 20 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 26 september 2006 hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 5 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 7 september 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 oktober 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. K.M. Moeliker, advocaat te Middelburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.E. Jansen-van de Hoek zijn verschenen. Als partij is daar gehoord [wederpartij] in persoon, bijgestaan door mr. J.M. van Koeveringe-Dekker, advocaat te Middelburg.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Op beide percelen rust ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Dishoek" de bestemming "Eengezinswoningen in open bebouwing en/of meergezinshuizen in twee lagen met bijbehorende erven". Niet in geschil is dat ingevolge deze bestemming meergezinshuizen bestaande uit niet meer dan twee bouwlagen zijn toegestaan.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder t, van de planvoorschriften wordt onder bouwlaag, laag verstaan: de begane grond of een verdieping van een gebouw, een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hier niet onder begrepen.
2.3.    Naar voorlopig oordeel heeft de voorzieningenrechter terecht geoordeeld dat het college heeft miskend dat de gebouwen waarop de besluiten van 27 april 2006 betrekking hebben, voorzien in een derde bouwlaag. Blijkens de bouwtekeningen wordt de kapverdieping van de in de gebouwen gesitueerde woningen opgericht met een afgeplatte kap, drie rechte en één schuine wand. Deze wand is voor twee derde gedeelte voorzien van een dakkapel waarvan de binnenwerkse hoogte ongeveer 2,40 m bedraagt. De kapverdieping is voorzien van diverse ramen en wordt vanuit de daarondergelegen verdieping door middel van een vaste trap toegankelijk gemaakt. Onder die omstandigheden moet worden geoordeeld dat de kapverdieping wat betreft afmetingen en vorm zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt kan worden gemaakt en zich wat betreft vorm en omvang niet zodanig van de daarondergelegen verdiepingen onderscheidt dat zij als een zolderverdieping in de zin van de planvoorschriften moet worden aangemerkt.
2.4.    Het voorgaande in aanmerking nemende, en gelet op de betrokken belangen bestaat geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom    w.g. Willems
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2006
412