ECLI:NL:RVS:2006:AZ0829
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- T.M.A. Claessens
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek tot vaststelling identiteit door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Middelburg, van 7 april 2006. Appellant had op 26 april 2005 de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie verzocht om zijn identiteit vast te stellen. Na het uitblijven van een beslissing op dit verzoek, heeft appellant op 15 september 2005 bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft hij op 9 november 2005 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op dat bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat appellant niet kon accepteren. Hij heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 6 oktober 2006 ter zitting werd behandeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat er geen sprake was van een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling oordeelde dat het indienen van een bezwaarschrift leidt tot een besluit dat voor beroep vatbaar is, ook als de primaire beslissing dat niet is. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd. De Afdeling heeft het inleidende beroep alsnog gegrond verklaard en de minister opgedragen om het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk te verklaren.
Daarnaast werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 563,50 bedroegen, en moest de minister ook het griffierecht van appellant vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 oktober 2006.