ECLI:NL:RVS:2006:AZ0845

Raad van State

Datum uitspraak
25 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200600701/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D. Roemers
  • S.W. Schortinghuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhaving gebruik perceel voor loonbedrijf in Sint-Michielsgestel

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel op 6 april 2004 een verzoek van de Regionaal inspecteur van de VROM-Inspectie Regio Zuid om handhavend op te treden tegen het gebruik van een perceel voor een loonbedrijf afgewezen. De inspecteur had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond op 24 augustus 2004. De rechtbank 's-Hertogenbosch oordeelde op 9 december 2005 dat het beroep van de inspecteur gegrond was en vernietigde de beslissing van het college. Hierop heeft het college hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 25 oktober 2006 uitspraak deed.

De Raad van State overwoog dat het bestemmingsplan voor het perceel 'Agrarische Bedrijfsdoeleinden' voorschrijft, en dat het gebruik van het perceel voor een loonbedrijf niet is toegestaan. De Raad benadrukte het algemeen belang van handhaving en stelde dat het college in principe verplicht is om op te treden bij overtredingen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Het college betoogde dat er uitzicht op legalisatie was, maar de Raad oordeelde dat de door het college aangevoerde omstandigheden onvoldoende waren om te spreken van concreet uitzicht op legalisatie.

De Raad bevestigde verder dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het college zouden vrijstellen van handhavend optreden, zoals de duur van de overtreding of de economische belangen van het loonbedrijf. Het hoger beroep van het college werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200600701/1.
Datum uitspraak: 25 oktober 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/2868 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 9 december 2005 in het geding tussen:
de Regionaal inspecteur van de VROM-inspectie, Regio Zuid
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 6 april 2004 heeft appellant (hierna: het college) het verzoek van de Regionaal inspecteur van de VROM-Inspectie Regio Zuid (hierna: de inspecteur) om handhavend op te treden tegen het gebruik van het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel), gemeente Sint-Michielsgestel, ten behoeve van een loonbedrijf, afgewezen.
Bij besluit van 24 augustus 2004 heeft het college het door de inspecteur daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 december 2005, verzonden op 14 december 2005, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door de inspecteur ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 17 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 25 januari 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 13 maart 2006 heeft de inspecteur van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 september 2006, waar het college, vertegenwoordigd door drs. B.L.J.M. Kobben, ambtenaar der gemeente en de inspecteur, vertegenwoordigd door mr. J.J. Kerssemakers, ambtenaar in dienst van het Rijk, zijn verschenen.
Tevens is daar gehoord voor [loonbedrijf] [gemachtigde].
2.    Overwegingen
2.1.    Op het perceel rust ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied Sint-Michielsgestel" de bestemming "Agrarische Bedrijfsdoeleinden". Niet in geschil is dat een loonbedrijf ter plaatse niet is toegestaan, en het college ter zake handhavend kon optreden.
2.2.    Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3.    Het college betoogt in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat geen concreet uitzicht bestond op legalisatie van het gebruik.
Dit betoog faalt. Voorop staat dat de situatie ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar bepalend is voor de beoordeling van de vraag of die beslissing de rechterlijke toets kan doorstaan. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat de door het college in de beslissing op bezwaar genoemde omstandigheden, zoals de verwachte ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied, de op ambtelijk niveau gevoerde gesprekken met de provincie Noord-Brabant en de door de provincie geboden mogelijkheid om een startnotitie aan te leveren over de wijze waarop een planologische regeling kan worden getroffen voor het op het perceel gevestigde loonbedrijf, volstrekt onvoldoende waren om te kunnen spreken van concreet uitzicht op legalisatie.
2.4.    De rechtbank heeft eveneens terecht overwogen dat in de duur van de overtreding noch in de economische en financiële belangen van het ter plaatse gevestigde loonbedrijf bijzondere omstandigheden waren gelegen op grond waarvan het college van handhavend optreden mocht afzien.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Roemers    w.g. Schortinghuis
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2006
422.