ECLI:NL:RVS:2006:AZ1721
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- G.K. Klap
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in verband met bodemverontreiniging tracé N57 Walcheren
In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 oktober 2006 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een inwoner van Walcheren tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Zeeland, dat op 27 juli 2006 was genomen in het kader van de vaststelling van het tracé van de N57. Dit besluit hield in dat de ernst van verschillende gevallen van bodemverontreiniging was vastgesteld en dat er saneringsplannen waren goedgekeurd.
De verzoeker stelde dat hij een rechtstreeks belang had bij het besluit, maar de Voorzitter oordeelde dat de woning van de verzoeker meer dan 500 meter verwijderd was van de dichtstbijzijnde verontreiniging en dat hij geen eigenaar of rechthebbende was van de verontreinigde percelen. Hierdoor kon hij niet als belanghebbende worden aangemerkt volgens de definitie in de Algemene wet bestuursrecht.
De Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen en verklaarde het verzoek ongegrond. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 30 oktober 2006, en is van belang voor de interpretatie van het begrip belanghebbende in bestuursrechtelijke procedures.