ECLI:NL:RVS:2006:AZ1723

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200606968/1 en 200606968/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • M. Duursma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhaving tegen gebruik bouwweg Oegstgeest

Op 31 oktober 2006 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarbij appellanten, wonend te Oegstgeest, in hoger beroep gingen tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest. Dit college had op 23 maart 2006 een verzoek van appellanten om handhavend op te treden tegen het gebruik van de bouw- en ontsluitingsweg van de Hendrik Heukelsbrug naar de Adriaan van Royenlaan afgewezen. Appellanten stelden dat het gebruik van deze weg in strijd was met het bestemmingsplan "De Kwaak". Het college verklaarde het bezwaar van appellanten ongegrond op 4 juli 2006, waarna de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 14 augustus 2006 het beroep van appellanten ongegrond verklaarde.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, R.W.L. Loeb, heeft de zaak op 19 oktober 2006 behandeld. Tijdens deze zitting waren appellanten en een vertegenwoordiger van het college aanwezig. De Voorzitter overwoog dat het college terzake handhavend kon optreden, maar dat er op 30 mei 2006 een besluit was genomen om vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen, wat betekende dat er concreet uitzicht op legalisatie van het gebruik van de bouwweg bestond. Hierdoor was de eerdere afwijzing van het verzoek om handhaving niet onterecht.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en wees het verzoek van appellanten af. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 oktober 2006.

Uitspraak

200606968/1 en 200606968/2.
Datum uitspraak: 31 oktober 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage in de zaken nos. AWB 06/5908 en 06/5905 van 14 augustus 2006 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 23 maart 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest (hierna: het college) een verzoek van appellanten om handhavend tegen het gebruik van de bouw- en ontsluitingsweg van de Hendrik Heukelsbrug naar de Adriaan van Royenlaan te Oegstgeest op te treden afgewezen.
Bij besluit van 4 juli 2006 heeft het college het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 augustus 2006, verzonden op 15 augustus 2006, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 september 2006, hoger beroep ingesteld.
De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 17 oktober 2006. Deze brieven zijn aangehecht. Tevens hebben zij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 oktober 2006, waar appellanten, waarvan [een der appellanten] in persoon, en het college, vertegenwoordigd door M.J. de Jongh, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Niet in geschil is dat het gebruik dat van de bouw- en ontsluitingsweg wordt gemaakt in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Kwaak", zodat het college terzake handhavend kon optreden.
Gelet op het algemeen belang dat met handhaving is gediend, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen, indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat.
2.2.    Op 30 mei 2006 heeft het college besloten om krachtens artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van de bouwweg te zullen verlenen. Gelet daarop, was ten tijde van het nemen van het besluit van 4 juli 2006 sprake van concreet uitzicht op legalisatie van dat gebruik. De voorzieningenrechter heeft daarom met juistheid overwogen dat het college daartegen niet handhavend hoefde op te treden.
2.3.    Om het gebruik van de weg door ander dan bouwverkeer te verbieden is, naar zijdens het college onweersproken is gesteld, een verkeersbord geplaatst. De handhaving van dat verbod is in deze procedure niet aan de orde.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek af te wijzen.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb    w.g. Duursma
Voorzitter   ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2006
378