ECLI:NL:RVS:2006:AZ1735

Raad van State

Datum uitspraak
8 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200602011/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag mutatie toevoeging voor extra uren rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad voor Rechtsbijstand tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant, de Raad voor Rechtsbijstand, heeft op 29 november 2004 de aanvraag voor mutatie toevoeging van de wederpartij afgewezen. De wederpartij had verzocht om extra uren rechtsbijstand in verband met de bewerkelijkheid van de strafzaak van zijn cliënt. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 20 februari 2006 het beroep van de wederpartij gegrond verklaard en de afwijzing van de aanvraag vernietigd, met de opdracht aan de appellant om een nieuw besluit te nemen.

De appellant heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 21 september 2006 zijn partijen niet verschenen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak vervolgens beoordeeld. De appellant betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de zaak bewerkelijk was. Volgens de appellant was er geen sprake van een juridisch of feitelijk complexe strafzaak, en had de rechtsbijstand doelmatig binnen de normale tijdslimiet kunnen worden verleend.

De Afdeling heeft de argumenten van de appellant overwogen en geconcludeerd dat de rechtbank inderdaad ten onrechte had geoordeeld dat de zaak bewerkelijk was. De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 8 november 2006.

Uitspraak

200602011/1.
Datum uitspraak: 8 november 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Raad voor Rechtsbijstand 's-Hertogenbosch,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/1347 van de rechtbank
's-Hertogenbosch van 20 februari 2006 in het geding tussen:
[wederpartij], kantoorhoudend te [plaats]
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 29 november 2004 heeft appellant de aanvraag mutatie toevoeging van [wederpartij], inhoudende een verzoek om toekenning van extra uren wegens de bewerkelijkheid van de strafzaak van zijn [cliënt] afgewezen.
Bij besluit van 21 maart 2005 heeft appellant het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 februari 2006, verzonden op 21 februari 2006, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat appellant een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Appellant is veroordeeld in de proceskosten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 14 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 15 maart 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 28 april 2006 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 september 2006. Partijen zijn daar - met bericht - niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 14 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: Bvr 2000) wordt aan een strafzaak het aantal punten toegekend dat in de bijlage voor het desbetreffende rechtsterrein of soort zaak is bepaald.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, van het Bvr 2000 wordt, indien in een strafzaak de tijdsbesteding aan de verlening van rechtsbijstand uitgaat boven het aantal uren dat gelijk is aan drie maal het aantal punten dat in de bijlage voor het desbetreffende rechtsterrein of soort zaak of op grond van artikel 15 is bepaald, voor elk uur waarin boven voornoemde grens rechtsbijstand wordt verleend, één punt toegekend mits het bureau de begroting van de tijdsbesteding voor de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid van artikel 31, heeft goedgekeurd.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, van het Bvr 2000, voor zover hier van belang, dient de rechtsbijstandverlener bij het bereiken van de tijdgrens een aanvraag in bij het bureau tot vaststelling van de vergoeding voor de verrichte werkzaamheden. Tegelijkertijd legt hij een begroting over met betrekking tot de tijdsbesteding van de naar verwachting nog te verrichten werkzaamheden.
Ingevolge het tweede lid van dat artikel stemt het bureau geheel of gedeeltelijk in met de begroting, bedoeld in het eerste lid, indien het van oordeel is dat de rechtsbijstand doelmatig wordt verleend.
2.2.    Aan de cliënt van [wederpartij] is door de officier van Justitie ten laste gelegd dat hij op 14 april 2004 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk de kruising van de openbare landwegen de A2, de Terblijterweg, de President Rooseveltlaan en de Viaductweg, althans een of meer van die openbare landwegen heeft versperd, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was. [wederpartij] heeft appellant verzocht de strafzaak van zijn cliënt als bewerkelijk aan te merken en toe te staan dat hij meer dan 24 uren aan de zaak mag besteden.
2.3.    Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat hij zich in redelijkheid niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat hier geen sprake is van een bewerkelijke zaak. Appellant stelt, kort gezegd, dat er geen sprake is van een juridisch en/of feitelijk gecompliceerde strafzaak en de rechtsbijstand derhalve doelmatig binnen de normaal daarvoor staande aantal uren had kunnen worden verricht.
2.4.    Uit de zich onder de stukken bevindende dagvaarding, pleitnota en het vonnis van de rechtbank Maastricht is niet gebleken dat binnen het bereik van de toevoeging sprake was van te beantwoorden rechtsvragen die uitzonderlijk van aard zijn en die zich zelden voordoen. Evenmin is uit deze stukken gebleken dat zich een veelheid van juridisch relevante feiten heeft voorgedaan. Weliswaar was er sprake van een omvangrijk proces-verbaal, maar nu dit niet alleen op de cliënt van [wederpartij] zag doch mede op zeer vele andere verdachten, betekende dit geenszins dat hij dit in zijn geheel diende te bestuderen. Voorts kan niet worden ingezien dat het in het kader van een goede rechtshulpverlening voor [wederpartij] noodzakelijk was om de strafzaken van diverse medeverdachten bij te wonen. Dat er sprake was van het zuiveren van een verstek en het voegen van beledigde partijen in de strafzaak, maakt evenmin dat er sprake was van een bewerkelijke zaak.
Gelet hierop is de Afdeling, anders dan de rechtbank, van oordeel dat appellant zich in redelijkheid op het standpunt mocht stellen dat de zaak waarvoor [wederpartij] is toegevoegd niet als feitelijk en/of juridisch complex is aan te merken en dat - objectief gezien - behandeling daarvan binnen de door appellant toegestane 24 uren kon worden verricht.
2.5.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Het bij de rechtbank ingestelde beroep dient alsnog ongegrond te worden verklaard.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 20 februari 2006, AWB 05/1347;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Van Meurs-Heuvel
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2006
47-536.