ECLI:NL:RVS:2006:AZ2241
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- K. Brink
- R.G.P. Oudenaller
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake vergunning Wet milieubeheer voor zandwinning
Op 8 augustus 2006 verleende het college van gedeputeerde staten van Groningen aan [vergunninghoudster] een vergunning voor het veranderen van een inrichting voor het winnen, scheiden, op- en overslaan, drogen en zeven van zand en grond op het adres [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 17 augustus 2006 ter inzage gelegd. Verzoeker heeft op 27 september 2006 beroep ingesteld tegen dit besluit, waarna hij op 29 september 2006 een verzoek om een voorlopige voorziening indiende bij de Raad van State. De Voorzitter heeft het verzoek op 30 oktober 2006 ter zitting behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen, en verweerder werd vertegenwoordigd door H. Dijkstra en ing. H. Kielstra, ambtenaren van de provincie.
De Voorzitter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk zou worden verklaard, omdat verzoeker redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen tegen het ontwerpbesluit heeft ingediend. Verzoeker stelde dat hij geen kennis had kunnen nemen van het ontwerpbesluit, omdat hij geen kennisgeving had ontvangen en wegens vakantie niet op de hoogte was van de publicatie in het Streekblad. De Voorzitter concludeerde echter dat de kennisgeving in het Streekblad op 21 juni 2006 had plaatsgevonden en dat het ontwerpbesluit gedurende zes weken ter inzage had gelegen, wat voldeed aan de wettelijke eisen.
De Voorzitter wees het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 8 november 2006.