200601306/1.
Datum uitspraak: 15 november 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/1511 van de rechtbank
's-Hertogenbosch van 9 januari 2006 in het geding tussen:
[wederpartij], gevestigd te [plaats],
het college van burgemeester en wethouders van Landerd.
Bij besluit van 12 oktober 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Landerd (hierna: het college) aan appellanten vergunning verleend voor het verbouwen van het pand aan het [locatie] te Schaijk (hierna: het perceel) tot kantoor met appartementen.
Bij besluit van 12 april 2005 heeft het college het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 januari 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 16 februari 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 15 maart 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 13 april 2006 heeft [wederpartij], die in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen, een reactie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 oktober 2006, waar [gemachtigde], bijgestaan door mr. W.J. Liebrand, advocaat te Oss, en het college, vertegenwoordigd door R.C.J.M. Zwijsen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord [wederpartij].
2.1. Het door appellanten ingestelde hoger beroep is beperkt tot het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de maatvoering op de bestemmingsplankaart. De grieven die het college ter zitting heeft ingebracht tegen de uitspraak van de rechtbank hebben hier geen betrekking op. Zij gaan derhalve de omvang van het geding in hoger beroep te buiten en zullen om die reden buiten behandeling moeten blijven.
2.2. Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college niet met toepassing van artikel 50, vierde lid, van de Woningwet (hierna: Ww) bouwvergunning heeft kunnen verlenen. Zij voeren daartoe aan dat de rechtbank ten onrechte de stelling van het college dat de op de plankaart bij het bestemmingsplan ten aanzien van de bouwhoogtes aangegeven foutieve maatvoering zal worden gecorrigeerd, buiten beschouwing heeft gelaten. Daarmee heeft de rechtbank onvoldoende rekening gehouden met hun belangen, aldus appellanten.
2.3. Dit betoog faalt. Artikel 50, vierde lid, van de Ww bepaalt dat geen sprake mag zijn van strijd met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Niet in geschil is dat zowel de goot- als de bouwhoogte van het bouwplan meer bedraagt dan is toegestaan ingevolge het ten tijde van de beslissing op bezwaar vastgestelde, maar (nog) niet in werking getreden bestemmingsplan "Kom Schaijk 2004". De door appellant gestelde omstandigheden dat de gemeenteraad voor ogen stond voor het perceel een hogere maatvoering toe te staan dan op de plankaart is aangegeven en dat het bestemmingsplan in dit opzicht zal worden gewijzigd, wat daar overigens ook van zij, doen er niet aan af dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bouwplan in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan en dat het college geen toepassing heeft kunnen geven aan het bepaalde in artikel 50, vierde lid, van de Ww.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van Heusden
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2006