Uitspraak
200602189/2. De Afdeling ziet, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, geen aanleiding om tot een ander oordeel dan dat van de Voorzitter te komen.
Raad van State
Op 22 november 2006 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vergunningverlening voor een varkens- en tuinbouwbedrijf in Roosendaal. Het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal had op 17 januari 2006 een vergunning verleend aan de vergunninghouder, gelegen aan [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 6 februari 2006 ter inzage gelegd. Tegen deze vergunning hebben appellanten op 21 maart 2006 beroep ingesteld bij de Raad van State.
Tijdens de zitting op 3 november 2006 waren de appellanten niet aanwezig, maar de verweerder werd vertegenwoordigd door J.B.J.M. Merkx en mr. J.C.P.J.M. Vergouwen. De vergunninghouder was vertegenwoordigd door mr. P.I.M. Houniet. De Afdeling heeft de zaak behandeld en de verweerder heeft betoogd dat de onduidelijke ondertekening van het beroepschrift van één van de appellanten geen reden is om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De Afdeling heeft overwogen dat het beroep van appellanten ongegrond is. De motivering van dit oordeel is gebaseerd op eerdere rechtsoverwegingen van de Voorzitter van de Raad van State. De Afdeling heeft geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen dan dat van de Voorzitter. De beslissing van de Afdeling was dat het beroep ongegrond werd verklaard en er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.