200606294/2.
Datum uitspraak: 17 november 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Zeeland,
verweerder.
Bij besluit van 22 december 2005 heeft de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland het bestemmingsplan "Bebouwde kom Nieuw Haamstede" vastgesteld.
Bij besluit van 11 juli 2006, kenmerk RMW0607754/149/29 heeft verweerder beslist over de goedkeuring van het plan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 4 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 7 september 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 4 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 7 september 2006, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 oktober 2006, waar verzoekers, in de persoon van [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door M. de Koeijer, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland, vertegenwoordigd door mr. C.E. Henderson, ambtenaar van de gemeente.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan, voor zover dit de mogelijkheid biedt vrijstaande bijgebouwen te bouwen op het perceel Meidoornweg 6 binnen een afstand van 5 meter, gemeten vanaf de zijdelingse perceelsgrens van [locatie] waar zij wonen. Aan beide percelen is de bestemming "Landhuizen" toegekend.
2.3. Verweerder heeft bij het bestreden besluit onder meer goedkeuring verleend aan artikel 6, tweede lid, aanhef en onder k en m, van de planvoorschriften. Hij heeft bij het bestreden besluit onder meer goedkeuring onthouden aan artikel 6, derde lid, onder l, van de planvoorschriften. Daarbij heeft hij overwogen dat de gemeenteraad heeft aangegeven dat het niet de bedoeling is geweest om geen afstandseis op te nemen voor de plaatsing van vrijstaande bijgebouwen ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens.
2.4. Ingevolge artikel 6, tweede lid, aanhef en onder b, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, mogen op de als "Landhuizen" aangewezen gronden bijgebouwen worden gebouwd.
Ingevolge artikel 6, derde lid, aanhef en onder k, van de planvoorschriften mogen binnen het op de plankaart aangegeven bebouwingsvlak per woning twee vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke maximale oppervlakte van 60 m2.
Ingevolge artikel 6, derde lid, aanhef en onder m, van de planvoorschriften mag de hoogte van de dakvoet respectievelijk de totale hoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen maximaal 3.30 meter respectievelijk maximaal 6 meter bedragen. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling maximaal 55˚.
2.5. De Voorzitter stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat het plan de mogelijkheid biedt op het perceel Meidoornweg 6 tot aan de perceelsgrens van het perceel van verzoekers twee vrijstaande bijgebouwen te bouwen met een gezamenlijke maximum oppervlakte van 60 m2 en een totale hoogte van maximaal 6 meter. Aannemelijk is dat het benutten van deze laatste bebouwingsmogelijkheid, waarbij geen minimale afstand van 5 meter tot de zijdelingse perceelsgrens wordt aangehouden, nadelige gevolgen zal hebben voor het woonklimaat van verzoekers. Onder deze omstandigheden acht de Voorzitter termen aanwezig tot het treffen van de navolgende voorlopige voorziening.
2.6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zeeland van 11 juli 2006, kenmerk RMW0607754/149/29, voor zover dat betrekking heeft op het plandeel Meidoornweg 6, voor zover dat ziet op een strook van 5 meter breed tot aan de zijdelingse grens van het perceel, zoals nader is aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart I;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zeeland tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 34,37 (zegge: vierendertig euro en zevenendertig cent); het dient door de provincie Zeeland aan verzoekers onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de provincie Zeeland aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Broekman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2006