ECLI:NL:RVS:2006:AZ3187

Raad van State

Datum uitspraak
22 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200607744/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • A.M.L. Hanrath
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bouwvergunning voor kinderdagverblijf in Venray

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen een bouwvergunning verleend door het college van burgemeester en wethouders van Venray. De bouwvergunning, verleend op 29 juni 2005, betreft de bouw van een kinderdagverblijf met woning op een perceel in Venray. Verzoeker, die zich benadeeld voelt door de bouwplannen, heeft in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen de vergunning, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door het college op 14 maart 2006. Hierop heeft verzoeker hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de bouw stilgelegd zou worden totdat er een definitieve uitspraak in de bodemprocedure zou zijn.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 15 november 2006 behandeld. Tijdens de zitting is verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, en het college vertegenwoordigd door een ambtenaar verschenen. Ook de vergunninghouder was aanwezig als belanghebbende. Verzoeker betoogde dat de bouw van het kinderdagverblijf zijn bedrijfsvoering zou belemmeren en vroeg om een schorsing van de bouwactiviteiten.

De Voorzitter oordeelde dat de bouw nagenoeg voltooid was en dat er onvoldoende grond was voor de verwachting dat de verleende bouwvergunning in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. De Provinciale Commissie Gemeentelijke Plannen had haar instemming betuigd met de ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan, en het plan viel niet binnen een vastgestelde geluidscontour. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing werd op 22 november 2006 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200607744/2.
Datum uitspraak: 22 november 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 06/1324, 06/1513 en 06/768 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond van 13 september 2006 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Venray.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venray (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning eerste fase verleend voor het bouwen van een kinderdagverblijf met woning op het perceel, plaatselijk bekend [locatie] te Venray.
Bij besluit van 14 maart 2006 heeft het college het door verzoeker daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 september 2006, verzonden op 14 september 2006, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het door verzoeker gemaakte bezwaar tegen het besluit van
29 juni 2005 alsnog niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 20 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op 24 oktober 2006, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 november 2006, waar verzoeker, in persoon en bijgestaan door mr. R. Kinderdijk, en het college, vertegenwoordigd door J. Zanders, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghouder, in persoon, als belanghebbende daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoeker betoogt in hoofdzaak dat het bouwplan zijn bedrijfsvoering zal belemmeren. Zijn verzoek strekt ertoe de bouw van het kinderdagverblijf en de woning stil te leggen in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure.
2.3.    Ter zitting is gebleken dat de bouw nagenoeg voltooid is. In hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht is bovendien onvoldoende grond te vinden voor de verwachting dat de verleende bouwvergunning niet in stand zal blijven in de bodemprocedure. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, naar het college ter zitting onweersproken heeft gesteld, de Provinciale Commissie Gemeentelijke Plannen haar instemming heeft betuigd met de ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan. Voorts is van belang dat het bouwplan niet binnen een vastgestelde geluidscontour is voorzien.
2.4.    Onder die omstandigheden bestaat geen aanleiding voor het treffen van de gevraagde voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump     w.g. Hanrath
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2006
392