ECLI:NL:RVS:2006:AZ3188

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200602487/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Oosting
  • B.C. Bosnjakovic
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Burgemeesterswijk Maassluis

Op 20 november 2006 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Burgemeesterswijk Maassluis". Dit bestemmingsplan was op 29 juni 2005 vastgesteld door de gemeenteraad van Maassluis, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders. Verzoeker, die zich niet kon verenigen met de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Woongebied (W-1)" aan de Merellaan, heeft op 19 september 2006 de Voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de bouw van drie woontorens onmiddellijk zou worden stopgezet.

De Voorzitter heeft het verzoek op 9 november 2006 ter zitting behandeld, waarbij verzoeker en vertegenwoordigers van de verweerder, het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, aanwezig waren. De Voorzitter heeft overwogen dat de bouwvergunning voor de woontorens, die was verleend op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, nog niet onherroepelijk was. Tevens was er al een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam die het verzoek om een voorlopige voorziening had afgewezen.

De Voorzitter concludeerde dat verzoeker geen spoedeisend belang had bij de schorsing van de goedkeuring van het bestemmingsplan, aangezien de bouwvergunning en vrijstelling niet geraakt zouden worden door een schorsing van het bestemmingsplan. Daarom werd het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 november 2006.

Uitspraak

200602487/2.
Datum uitspraak: 20 november 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Maassluis, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 mei 2005, het bestemmingsplan "Burgemeesterswijk Maassluis" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 7 februari 2006, DRM/ARB/05/7612A, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 29 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 4 april 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 19 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 22 september 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 november 2006, waar verzoeker is verschenen. Voorts is het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, als verweerder, vertegenwoordigd door mr. J. du Pont, ambtenaar van de provincie, daar gehoord. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Maassluis, vertegenwoordigd door mr. O. de Man en H. Koornneef, ambtenaren van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoeker kan zich niet verenigen met de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Woongebied (W-1)" aan de Merellaan ten behoeve van de bouw van drie woontorens. Hij heeft een voorlopige voorziening gevraagd die er toe strekt dat de bouw van de woontorens onmiddellijk wordt stopgezet.
2.3.    Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de woontorens aan de Merellaan thans worden gebouwd op grond van een bouwvergunning die is verleend met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Deze bouwvergunning en vrijstelling zijn nog niet onherroepelijk. Bij uitspraak van 17 februari 2005 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam het verzoek van onder meer verzoeker om ten aanzien van deze besluiten een voorlopige voorziening te treffen, afgewezen.
2.4.    Voor zover verzoeker met zijn verzoek beoogt te bereiken dat de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Woongebied (W-1)" wordt geschorst, overweegt de Voorzitter dat een dergelijke schorsing de bouwvergunning en de vrijstelling niet raakt. Daarbij neemt hij in aanmerking dat de beslissing op de bezwaren tegen deze besluiten reeds is genomen en dat daartegen thans een beroepsprocedure aanhangig is. Hieruit volgt dat verzoeker bij schorsing van het besluit omtrent goedkeuring van dit plandeel geen spoedeisend belang heeft. Ook anderszins kan de Voorzitter, anders dan verzoeker kennelijk veronderstelt, in het kader van onderhavige procedure over het besluit omtrent goedkeuring van het bestemmingsplan niet een voorlopige voorziening treffen die ertoe strekt dat de bouw onmiddellijk wordt gestopt.
2.5.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bosnjakovic, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting     w.g. Bosnjakovic
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2006
410