ECLI:NL:RVS:2006:AZ3192

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200606508/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Oosting
  • B.C. Bosnjakovic
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Geer en Zijde te Ouderkerk

Op 19 februari 2004 heeft de gemeenteraad van Ouderkerk het bestemmingsplan "Geer en Zijde" vastgesteld, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders. Dit besluit werd door de gedeputeerde staten van Zuid-Holland goedgekeurd, maar gedeeltelijk vernietigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 11 augustus 2005. Na een nieuwe goedkeuring op 4 juli 2006, hebben verzoekers op 4 september 2006 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 9 november 2006 ter zitting behandeld, waar zowel verzoekers als verweerder aanwezig waren.

Verzoekers betogen dat de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" onterecht is verleend, omdat dit zou leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat door de nabijheid van hun transportbedrijf. Ze stellen dat de motivering van het besluit gebrekkig is en dat het bestemmingsplan niet als toetsingskader voor de bouwvergunningen mag dienen. Verweerder daarentegen heeft gesteld dat de aanwezigheid van het transportbedrijf geen negatieve impact heeft op het woon- en leefklimaat, zoals blijkt uit de aanvullende notitie van de gemeenteraad.

De Voorzitter concludeert dat, hoewel verzoekers hebben aangegeven dat de verplaatsing van het bedrijf onzeker is, er serieuze gesprekken gaande zijn met het gemeentebestuur en dat er gronden zijn aangekocht voor een nieuwe locatie. De Voorzitter is van mening dat de motivering van het bestreden besluit niet zo gebrekkig is dat deze in de hoofdzaak geen stand zal houden. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 20 november 2006 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200606508/2.
Datum uitspraak: 20 november 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2004 heeft de gemeenteraad van Ouderkerk, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 februari 2004, het bestemmingsplan "Geer en Zijde" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 14 september 2004, kenmerk DRM/ARB/04/1998A, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Bij uitspraak van 11 augustus 2005, nr.
200409285/1, heeft de Afdeling dit besluit gedeeltelijk vernietigd.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 4 juli 2006, kenmerk DRM/ARW/06/6150A, opnieuw beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 4 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 4 september 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 4 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 4 september 2006, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 november 2006, waar verzoekers, in de personen van [gemachtigden], en verweerder, vertegenwoordigd door ing. J.C. Wassens, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn de gemeenteraad van Ouderkerk, als partij, vertegenwoordigd door H.J.M. Winkelhuijzen, advocaat te Alphen aan de Rijn, en [partij], als belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. J.R. Vermeulen, advocaat te Rotterdam, en J.L. van Loon, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoekers stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" tegenover hun transportbedrijf. Zij betogen dat verweerder wederom niet goed heeft gemotiveerd dat in de daar intussen al gebouwde negen woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dat daarom niet is voldaan aan de uitspraak van de Afdeling van 11 augustus 2005, nr.
200409285/1. Om te voorkomen dat het bestemmingsplan zal gaan dienen als toetsingskader bij de beslissing op de bezwaren tegen de bouwvergunning voor de desbetreffende woningen, verzoeken zij de goedkeuring van het plandeel te schorsen.
2.3.    Verweerder heeft het plandeel niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het goedgekeurd. Volgens hem blijkt uit de Aanvullende notitie op het bestemmingsplan "Geer en Zijde" van de gemeenteraad van 26 januari 2006 dat de aanwezigheid van het transportbedrijf niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van de nieuwe bewoners.
2.4.    Alhoewel verzoekers hebben gesteld dat verplaatsing van het bedrijf nog onzeker is, hebben zij ter zitting tevens aangegeven dat zij daarover thans serieus in gesprek zijn met het gemeentebestuur en dat daartoe inmiddels gronden zijn aangekocht op een bedrijventerrein. Ter zitting is voorts onweersproken gesteld dat het transportbedrijf thans niet meer als zodanig is bestemd, maar onder het overgangsrecht is gebracht. Hieruit leidt de Voorzitter af dat alle inspanningen er op zijn gericht het bedrijf op termijn te verplaatsen. Anderszins hebben verzoekers de Voorzitter er niet van overtuigd dat de motivering van het bestreden besluit zo gebrekkig is dat op voorhand moet worden geconcludeerd dat deze in de hoofdzaak geen stand zal houden. Gelet hierop ziet de Voorzitter na afweging van de betrokken belangen aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bosnjakovic, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting   w.g. Bosnjakovic
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2006
410