200607838/2.
Datum uitspraak: 23 november 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Drievorm Autogas B.V.", gevestigd te Harderwijk,
verzoekster,
het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel,
verweerder.
Bij besluit van 20 september 2006 heeft verweerder de aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Gulf Demarol B.V." op 8 november 1993 en 13 januari 1998 verleende milieuvergunning, wat de opslag en verkoop van LPG betreft, ingetrokken. Dit besluit is op 21 september 2006 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 25 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 25 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 november 2006, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.D. van der Ploeg, ambtenaar bij de gemeente, en ing. K. Bokma, is verschenen.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekster betoogt dat verweerder ten onrechte toepassing heeft gegeven aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: het Bevi). Volgens haar geldt de daarin voor hem opgenomen saneringsplicht voor bestaande situaties en niet voor mogelijk toekomstige situaties.
2.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de inrichting wat de opslag van LPG betreft niet meer voldoet aan de minimale afstandseis die op grond van het Bevi geldt tussen het ondergrondse reservoir en het terrein achter de inrichting. Hoewel dit niet in gebruik is als recreatieterrein, beschouwt hij dat toch als een kwetsbaar object omdat het wel bestemd is als "Recreatieve doeleinden".
2.4. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g, van het Bevi, wordt verstaan onder geprojecteerd kwetsbaar object: nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het desbetreffende gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder m, voor zover hier van belang, wordt verstaan onder kwetsbaar object: kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
Ingevolge artikel 17, tweede lid, draagt het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 4 en 5, indien op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit de afstand van een inrichting als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onderdelen a tot en met d, tot een kwetsbaar object kleiner is dan de bij regeling van de Minister vastgestelde afstand tot kwetsbare objecten, ervoor zorg dat binnen drie jaar na dat tijdstip wordt voldaan aan de bij die regeling vastgestelde afstand.
2.4.1. De Voorzitter overweegt dat partijen primair van mening verschillen over de vraag of ten tijde van het nemen van het bestreden besluit reeds een saneringsplicht gold, omdat op grond van het geldende bestemmingsplan het terrein achter de inrichting gebruik mag worden als recreatieterrein. Daartoe acht de Voorzitter de feitelijk situatie, gegeven de hiervoor aangehaalde begripsomschrijvingen uit het Bevi, doorslaggevend.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het terrein achter de inrichting in gebruik is als weiland en dat zich daarop geen tenten of (sta-) caravans bevinden, waarmee het niet een kwetsbaar object is maar een geprojecteerd kwetsbaar object. Gezien deze feitelijke situatie gaat de Voorzitter ervan uit dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat het bestreden besluit is gebaseerd is op een onjuiste uitleg van het Bevi.
2.5. Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.6. Van proceskostenveroordeling die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel van 20 september 2006, kenmerk 06.32141;
II. gelast dat de gemeente Franekeradeel aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.T.T. van der Heijde, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van der Heijde
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2006