ECLI:NL:RVS:2006:AZ3716

Raad van State

Datum uitspraak
29 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200605655
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • H.E. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan 'Bergse Haven' te Bergen op Zoom

Op 24 november 2005 heeft de gemeenteraad van Bergen op Zoom het bestemmingsplan 'Bergse Haven' vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers, waaronder de stichting 'Stichting Bewoners Belangen Geertruidapolder', op 22 augustus 2006 beroep ingesteld bij de Raad van State. Gelijktijdig met het beroep hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 17 november 2006 ter zitting behandeld. Verzoekers, vertegenwoordigd door een gemachtigde, vreesden voor de gevolgen van het bestemmingsplan, omdat zij als kermisexploitanten in het plangebied hun woon- en bedrijfsgebouwen hebben. Ze twijfelden aan de economische haalbaarheid van het plan en vreesden voor onvoldoende schadeloosstelling en het ontbreken van vervangende locaties. De gemeenteraad heeft echter aangegeven dat de werkzaamheden in het deelgebied waar verzoekers zijn gevestigd, pas zullen beginnen na uitspraak op de beroepen. De Voorzitter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor een voorlopige voorziening, omdat de toezegging van de gemeenteraad voldoende was om het verzoek af te wijzen. De Voorzitter heeft het verzoek om schorsing van het besluit afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200605655/2.
Datum uitspraak: 29 november 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting "Stichting Bewoners Belangen Geertruidapolder" en anderen, gevestigd respectievelijk wonend te Bergen op Zoom,
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2005 heeft de gemeenteraad van Bergen op Zoom het bestemmingsplan "Bergse Haven" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 22 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 24 augustus 2006, beroep ingesteld. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 november 2006, waar verzoekers, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E.F.M. Vos, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is Raad van de gemeente Bergen op Zoom, vertegenwoordigd door mr. N. Peers en B. Eikenaar, ambtenaren van de gemeente, en [gemachtigde], werkzaam bij de GEM Bergse Haven, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft.
2.3.    Het bestemmingsplan "Bergse Haven" beoogt een woon-, werk- en recreatiegebied aan te leggen op twee bestaande bedrijventerreinen ten westen van de binnenstad van Bergen op Zoom. De uitvoering van het plan zal geleidelijk gebeuren in een periode van ongeveer 20 jaar.
2.4.    Verzoekers vertegenwoordigen dan wel zijn kermisexploitanten die in een deel van het plangebied hun woon- en bedrijfsgebouwen hebben. Zij zullen bij uitvoering van het plan moeten verhuizen. In hun beroepsgronden voeren verzoekers aan dat zij twijfelen aan de economische haalbaarheid van het plan, te meer nu ten gevolge van het besluit van verweerder minder woningen zullen mogen worden gebouwd dan in het plan is voorzien. Daarnaast vrezen verzoekers dat de schadeloosstelling voor hen niet tijdig en niet voldoende zal zijn om zich elders te vestigen en dat bovendien niet tijdig vervangende locaties beschikbaar zullen zijn. Indien op korte termijn begonnen wordt met de aanleg van een lagune en een geluidswal nabij hun woonlocaties, vrezen verzoekers voor een onleefbare situatie. Daarom verzoeken zij om schorsing van het bestreden besluit, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plan.
2.5.    Verweerder heeft het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het goedgekeurd met uitzondering van een klein deel van het plangebied en die onderdelen van de planvoorschriften die de bouw van meer dan 2700 woningen in het gehele plangebied mogelijk maken.
2.6.    De Voorzitter dient in de eerste plaats te bezien of is voldaan aan het vereiste van een spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening en overweegt daartoe als volgt.
2.6.1.    Ter zitting is van de zijde van de gemeenteraad meegedeeld dat het eerste deelgebied dat zal worden gerealiseerd, het gebied "Kijk in de pot" is. In dit deelgebied zijn verzoekers niet gevestigd en zij ondervinden van de realisering van dit deelgebied geen belemmeringen bij hun bedrijfsuitoefening dan wel een nadelige invloed op hun woonsituatie. Met de uitvoering van de werkzaamheden in het deelgebied waar verzoekers zijn gevestigd, in welk gebied ook de lagune en de geluidswal zullen komen, zal niet worden begonnen alvorens uitspraak is gedaan op de beroepen, aldus de toezegging van de gemeenteraad.
2.6.2.    Gezien deze toezegging acht de Voorzitter bij verzoekers geen onverwijlde spoed aanwezig als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De toezegging van de zijde van de gemeenteraad is duidelijk en komt reeds tegemoet aan het ingediende verzoek. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Troost
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2006
234