200601626/1.
Datum uitspraak: 13 december 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging "Eigenaarsvereniging De Haar", gevestigd te Balkbrug,
gemeente Hardenberg,
appellante,
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
Bij besluit van 30 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Hardenberg, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 mei 2005, het bestemmingsplan "Buitengebied Avereest, herziening ex artikel 30 WRO" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 24 januari 2006, kenmerk RWB/2005/2381, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 26 februari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 28 februari 2006, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 maart 2006.
Bij brief van 7 juni 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 november 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. de Haan, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord vennootschap onder firma "Camping 't Reestdal", vertegenwoordigd door mr. E.J. Blom, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde]. De gemeenteraad is niet ter zitting verschenen.
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan dat mede is opgesteld om te voldoen aan artikel 30, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.3. Het plan voorziet in de mogelijkheid om 13 recreatiebungalows te bouwen op recreatieterrein "De Haar", doordat aan het plandeel met de bestemming "Recreatieve doeleinden" deels de aanduiding "recreatiebungalows (Rb)" is toegekend. Het betreft twee delen van dat terrein, welke een oppervlakte hebben van respectievelijk ongeveer 5400 m² en 3400 m². Op de plankaart is aangegeven dat op het grootste deel van bedoelde gronden de bouw van maximaal 8 recreatiebungalows is toegestaan en op het andere deel de bouw van maximaal 5 recreatiebungalows.
Het standpunt van appellante
2.4. Appellante stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de plandelen met de aanduiding "recreatiebungalows (Rb)". Daartoe betoogt zij dat de gronden, waarop de recreatiebungalows zijn voorzien, niet in eigendom zijn van de eigenaar van vennootschap onder firma "Camping 't Reestdal" (hierna: de camping), maar van de eigenaren van de bungalows op recreatieterrein "De Haar", zodat de uitvoerbaarheid van het plan twijfelachtig is. Voorts is, volgens appellante, onvoldoende gewaarborgd dat ter plaatse voldoende groen in stand blijft. Ten slotte betwijfelt appellante of er behoefte bestaat aan de bungalows voor kinderen met ADHD en hun ouders.
Het standpunt van verweerder
2.5. Verweerder heeft de plandelen niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft deze goedgekeurd. Hij voert hiertoe aan dat het door ingenieursbureau Oranjewoud uitgevoerde marktonderzoek de behoefte aan de recreatiebungalows voldoende aantoont. Het enkele feit dat het eigendomsrecht van de gronden waarop de recreatiebungalows zijn voorzien wordt betwist, biedt volgens verweerder onvoldoende aanleiding voor twijfel aan de beschikkingsbevoegdheid van de campingeigenaar en daarmee aan de uitvoerbaarheid van de bestemming. Voorts stelt hij zich op het standpunt dat slechts een klein deel van de groengebieden wordt bebouwd zodat er voldoende groen in stand blijft.
De vaststelling van de feiten
2.6. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.6.1. De gronden waarop de recreatiebungalows zijn voorzien, zijn gelegen op het recreatieterrein "De Haar" tussen de reeds bestaande recreatiebungalows, waarvan een groot deel in gebruik is voor permanente bewoning. Genoemde gronden zijn thans door de camping in gebruik als ponyweide en zijn omzoomd met bomen en struiken.
Het oordeel van de Afdeling
2.7. Naar de behoefte aan de 13 recreatiebungalows is door ingenieursbureau Oranjewoud een aanvullend marktonderzoek gedaan, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van 17 maart 2003. Voor zover appellante betoogt dat de onderzoeksresultaten niet voetstoots kunnen worden aanvaard nu het onderzoek is verricht in opdracht van de campingeigenaar, overweegt de Afdeling dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de in het onderzoeksrapport neergelegde conclusie, dat voldoende marktruimte bestaat voor de exploitatie van de 13 recreatiebungalows, onjuist zou zijn.
2.7.1. Ten aanzien van de eigendomssituatie van de gronden waarop de recreatiebungalows zijn voorzien, overweegt de Afdeling dat niet is gebleken dat deze gronden niet in eigendom zijn van de eigenaar van de camping, J.J.C. Slager. Er is dan ook niet gebleken dat in zoverre gerede twijfel bestaat over de uitvoerbaarheid van het plan.
2.7.2. Gelet op het huidige gebruik van de gronden waarop de recreatiebungalows zijn voorzien, de voorziene lage bebouwingsdichtheid daarvan en de omstandigheid dat het meeste groen zich langs de randen van de gronden bevindt en derhalve gehandhaafd kan worden bij bebouwing van de gronden, acht de Afdeling niet aannemelijk dat door de bouw van bedoelde bungalows veel groen zal verdwijnen. De Afdeling acht daarbij tevens van belang dat de eigenaar van de camping ter zitting heeft verklaard dat in zijn bouwplannen is voorzien in de handhaving van het overgrote deel van het groen en dat zelfs extra bomen en struiken zullen worden geplant. Ook het ter zitting getoonde inrichtingsplan voor de gronden duidt niet op het verdwijnen van grote delen van het groen.
2.7.3. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de plandelen niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit wat deze plandelen betreft anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan de plandelen. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Kooijman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2006