ECLI:NL:RVS:2006:AZ4779

Raad van State

Datum uitspraak
20 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200602367/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • B. Klein Nulent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering medewerking aan uitbreiding woonwagencentrum door college van burgemeester en wethouders van Grootegast

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, die op 20 februari 2006 het beroep ongegrond verklaarde tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Grootegast om medewerking te verlenen aan de uitbreiding van een woonwagencentrum. Het college had op 10 februari 2004 besloten om geen medewerking te verlenen aan het verzoek van appellanten, die de uitbreiding van het woonwagencentrum aan de [locatie] te [plaats] wensten. Dit besluit werd door het college op 31 augustus 2004 bevestigd, waarbij het bezwaar van appellanten ongegrond werd verklaard.

De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van appellanten als een aanvraag om bouwvergunning moest worden aangemerkt. Het hoger beroep richtte zich op de vraag of de rechtbank ten onrechte niet had geoordeeld dat de aanvraag ook als een verzoek tot het nemen van een voorbereidingsbesluit of herziening van het bestemmingsplan moest worden beschouwd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in eerdere uitspraken verduidelijkt dat in gevallen waarin een aanvraag om bouwvergunning in strijd is met het bestemmingsplan, het college alleen verplicht is om een verzoek om medewerking aan te merken als een verzoek aan de gemeenteraad, indien dit expliciet is gevraagd.

In deze zaak concludeerde de Afdeling dat de aanvraag van appellanten niet als een verzoek tot het nemen van een voorbereidingsbesluit of herziening van het bestemmingsplan kon worden aangemerkt. De rechtbank had derhalve terecht alleen geoordeeld over de weigering van het college om vrijstelling en bouwvergunning te verlenen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200602367/1.
Datum uitspraak: 20 december 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te Grootegast,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/1009 van de rechtbank Groningen van 20 februari 2006 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Grootegast.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 10 februari 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Grootegast (hierna: het college) geweigerd medewerking te verlenen aan het verzoek van appellanten om uitbreiding van het woonwagencentrum aan de [locatie] te [plaats], gemeente Grootegast (hierna: het perceel).
Bij besluit van 31 augustus 2004 heeft het college het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 februari 2006, verzonden op 23 februari 2006, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 29 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 30 maart 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 24 april 2006 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten en het college. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2006. Appellanten en het college zijn met bericht van verhindering niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    De rechtbank heeft - in hoger beroep niet bestreden - overwogen dat de aanvraag van appellanten moet worden aangemerkt als een aanvraag om bouwvergunning. Het hoger beroep beperkt zich tot de vraag of de rechtbank ten onrechte niet heeft geoordeeld dat de aanvraag van appellanten tevens had moeten worden aangemerkt als een verzoek tot het nemen van een voorbereidingsbesluit dan wel tot herziening van het bestemmingsplan.
2.1.1.    Zoals de Afdeling onder meer heeft overwogen in de uitspraak van 4 september 2002 in zaak no.
200201296/1(AB 2003, 113) is in het geval van een aanvraag om bouwvergunning tegen inwilliging waarvan het bestemmingsplan zich verzet, het college slechts voor zover met zoveel woorden is gevraagd om het nemen van een voorbereidingsbesluit of om herziening van een bestemmingsplan, rechtens gehouden een aan hem gericht verzoek om medewerking (tevens) aan te merken als een aan de gemeenteraad door te zenden verzoek.
De aan het college gerichte aanvraag van appellanten van 9 december 2003 kan, gelet op de bewoordingen ervan, niet tevens als een verzoek tot het nemen van een voorbereidingsbesluit dan wel tot herziening van het bestemmingsplan worden aangemerkt. De rechtbank heeft dan ook met juistheid alleen een oordeel gegeven over de weigering van het college vrijstelling en bouwvergunning te verlenen.
2.2.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Klein Nulent
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2006
218-531.