200600925/1.
Datum uitspraak: 20 december 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te Eemnes,
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
Bij besluit van 3 november 2005 heeft de gemeenteraad van Eemnes, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 december 2004, het bestemmingsplan "Landelijk Gebied 3e wijziging" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 27 september 2005, kenmerk 2005REG002771i, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij faxbericht van 28 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 mei 2006.
Bij brief van 8 juni 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Voor afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van Eemnes, [partijen] die in de gelegenheid zijn gesteld om als belanghebbenden aan het geding deel te nemen, en van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 november 2006, waar [een van de appellanten], bijgestaan door mr. ing. T. Steenbeek en verweerder, vertegenwoordigd door F.L.H.G. Assmann, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn als partij gehoord de gemeenteraad van Eemnes, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. de Jong, ambtenaar van de gemeente, en [partijen].
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2. Ingevolge artikel 29, derde lid, gelezen in samenhang met artikel 28, zesde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) wordt, voor zover hier van belang, het besluit omtrent goedkeuring met het bestemmingsplan met ingang van de zesde week na de bekendmaking voor de duur van zes weken ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage gelegd. De terinzagelegging is hiermee bepaald op de eerste reguliere werkdag van de zesde kalenderweek na de bekendmaking. Ingevolge artikel 56a, onder b, van de WRO vangt de beroepstermijn voor een geval als hier aan de orde aan met ingang van de dag van de terinzagelegging van het besluit overeenkomstig artikel 29, derde lid, van de WRO.
Ingevolge artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijk verklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Het besluit van verweerder van 27 september 2005 is bekendgemaakt op 3 oktober 2005. De beroepstermijn is derhalve begonnen op 14 november 2005 en, gelet op het bepaalde in artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet, geëindigd op 27 december 2005.
Appellanten hebben het beroepschrift derhalve niet binnen de termijn ingediend.
2.3. Appellanten stellen dat de overschrijding van de beroepstermijn in dit geval verschoonbaar is, nu de procedure voor publicatie van het goedkeuringsbesluit, zoals weergegeven op de gemeentelijke website, niet is gevolgd. Hierdoor zijn zij pas op 25 januari 2006, in het kader van een procedure voor de rechtbank, op de hoogte gebracht van de publicatie van 20 oktober 2005 van het besluit tot goedkeuring van het plan, aldus appellanten.
2.4. Vaststaat dat publicatie van het goedkeuringsbesluit in de Staatscourant op 20 oktober 2005 heeft plaatsgevonden. Ter zitting heeft de gemeenteraad aangetoond dat publicatie van het goedkeuringsbesluit in "De Laarder Courant De BEL" op 20 oktober 2005 heeft plaatsgevonden. Voorts heeft hij erkend dat in dit geval per abuis geen aankondiging heeft plaatsgevonden op de gemeentelijke website.
2.5. Uit een bijlage van het beroepschrift van appellanten, blijkt dat zij van verweerder reeds op 4 oktober 2005 het besluit tot goedkeuring van het plan hebben ontvangen. Appellanten hebben tot 25 januari 2006, de dag waarop zij van de publicatie van het goedkeuringsbesluit op de hoogte zijn geraakt, geen initiatief genomen om te informeren naar de reden waarom op de gemeentelijke website nog geen melding was gemaakt van publicatie van het goedkeuringsbesluit. In het aan appellanten toegezonden besluit staat vermeld dat terinzagelegging van het besluit over het algemeen aanvangt binnen twee weken na de bekendmaking hiervan. De Afdeling is van oordeel dat van appellanten had mogen worden verwacht dat zij, nadat zij gedurende langere tijd na de ontvangst van een afschrift van het door hen bestreden besluit, op de gemeentelijke website geen melding aantroffen van de terinzagelegging van dat besluit, gelet op de vermelding in het besluit, eerder na de ontvangst van dat afschrift bij de gemeente navraag hadden moeten doen naar de publicatie van het bestreden besluit. Zij hebben dit echter nagelaten. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding om met toepassing van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht te oordelen dat appellanten niet in verzuim zijn geweest. Het beroep moet derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Broekman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2006